www.goudenzilverweging.nl Goud- en zilverweging

Andere objecten

Troois gewicht 7a; Welke Nederlandse dormant werd in 1529 met het Groot Pijlgewicht geverifieerd?

Hoewel er in de metrologische literatuur wel het een en ander over wordt vermeld is het moeilijk om met zekerheid aan te geven welke Nederlandse standaard in 1529 in Parijs met het Groot Pijlgewicht werd geverifieerd. Het onderstaande betoog is dan ook een poging om die vraag te beantwoorden. 

1 Over “een Gewigt van twee Marken, dat in de Nederlanden tot Standaard diende”
Verhandeling van Swinden 1802 blz. 370 voetnoot a en 371 voetnoot a;

“Dit schoon stuk werdt zorgvuldig in het Hof der Munten, in een kistje met drie sleutels bewaard. In
het jaar 1494 werdt bevolen dat het Mark-Gewigt van de Chatelet naar dit, waar van het verschilde, geverificeerd, en gejusteerd zoude worden. Het blykt uit echte stukken, dat keizer Karel de vyfde zynen Muntmeester-Generaal in 1529 naar Parijs gezonden heeft, om in deszelfs tegenwoordigheid een Gewigt van twee Marken, dat in de Nederlanden tot Standaard diende, te laaten verificeeren. Dit geschiedde, en werd vier-en-twintig Greinen op ieder Mark te zwaar bevonden: het werd vervolgends met die hoeveelheid verminderd: en by deeze gelegenheid werden er drie koperen Gewigten, allen van gelyke zwaarte, en met de Wapenen van den Keizer en van den Koning van Frankryk voorzien, naar den standaard, te pas gemaakt: een deezer bleef voor den Koning: het tweede werdt aan den Keizer, en het derde aan Margaretha van Oostenryk, Landvoogdesse der Nederlanden, geschonken.
Zie Boisard Traité des Monnoyes I., p. 259. Tillet heeft zeer wel beweezen, dat die Standaard zeederd meer dan vier en een halve Eeuw geen verandering ondergaan heeft. Mem. de l’Acad. 1767, p. 359.”


Noot
Met “Dit schoon stuk” wordt het Groot Pijlgewicht van Parijs bedoeld.

Over de standaarden J.G. Berck 1931 blz. 28;
“Karel V schijnt nu het voornemen gehad te hebben hier te lande het Fransche markgewicht in te voeren; althans in 1529 zond hij zijn Muntmeester-Generaal naar Parijs om een gewicht van 2 marken, dat bij de Munt in de Nederlanden als standaard diende, te doen verifieeren tegen den standaard van het Fransche Poids de marc.”

Over de standaarden J.G. Berck 1931 blz. 28;

“De invoering van het Fransche markgewicht heeft echter geen verder gevolg gehad en het Trooisch gewicht is bij het Muntwezen, den goud- en zilverhandel en de geneeskunde in gebruik gebleven.”

Over de standaarden J.G. Berck 1931 blz. 28, 29;
“Zeer waarschijnlijk heeft men in 1529 het Hollandsche pond Troois vergeleken met het stuk van
marken (het holle + het volle mark) uit den Pijl van den Franschen standaard van het Poids de Marc.”

Conclusie over punt 1
J.H. van Swinden benoemt in 1802 de dormant die in 1529 met het Groot Pijlgewicht werd geverifieerd als “een Gewigt van twee Marken, dat in de Nederlanden tot Standaard diende”. In 1931 benoemt Berck die dormant als “een gewicht van 2 marken, dat bij de Munt in de Nederlanden als standaard diende”.

2 Over een gewicht van 4 mark uit 1510

In Standaard sluitgewichten Vangroenweghe 2015 blz. 14, 15 en blz. 45, 46, 47 afbeelding 4a t/m 4f wordt een kistje voor een sluitgewicht van 4 mark, gedateerd 1510, uit De Hallepoort, Koninklijke Musea voor Kunst en Geschiedenis te Brussel, inv.nr. 352, beschreven en getoond.


“Het kistje heeft de afmetingen; lengte 13,8 cm, breedte 13,2 cm en hoogte 9 cm. Het vakje in het deksel is 2 cm diep en 9,5 cm in het vierkant. In dit vakje steekt nog steeds een opgevouwen perkament van 28 cm lang x 22 cm breed. Voor het eerst wordt de tekst – in het Oud Vlaams geschreven – hier fotografisch weergegeven én letterlijk getranscribeerd.”

“Dit perkament leert ons dat er in de Rekenkamer van Brussel een sluitgewicht was dat als standaard diende en versleten was en dat er twee nieuwe sluitgewichten van elk 4 mark besteld werden en gejusteerd in de Rekenkamers van Rijsel en Den Haag in het jaar 1510. De versleten standaard moet al lang in gebruik zijn geweest om zo versleten te zijn. Zeer waarschijnlijk was dit oude standaard sluitgewicht al in gebruik vóór 1500. Het is waarschijnlijk dat één van die twee nieuwe slapers uit 1510 van 4 mark werd vergeleken met het Groot Pijlgewicht van Parijs in 1529. Daartoe werd waarschijnlijk de holle en de volle mark uit de “Grant Pille” gebruikt en de nieuwe slaper werd 24 grein per mark zwaarder bevonden dan de Franse mark. Tillet stelde in 1767 vast, waarschijnlijk aan de hand van een kopie van de slaper, dat deze 21 grein per mark zwaarder woog. Tillet, een Franse wetenschapper vergeleek vele standaarden uit diverse landen met de “Grant Pille”. Zie verderop bij de geschiedenis van het Groot Pijlgewicht.” 

Conclusie over punt 2
Vangroenweghe benoemd als dormant die in 1529 met het Groot Pijlgewicht werd geverifieerd een slaper van 4 mark uit 1510, immer hij schrijft:

Het is waarschijnlijk dat één van die twee nieuwe slapers uit 1510 van 4 mark werd vergeleken met het Groot Pijlgewicht van Parijs in 1529.”
Uit het navolgend zal blijken dat die conclusie waarschijnlijk niet correct is.

De discrepantie tussen de conclusies over de punten 1 en 2
De conclusie over de punten 1 en 2 bevatten een wezenlijke discrepantie. Van Swinden en Berck zijn van mening dat in 1529 een gewicht van 2 mark met het Groot Pijlgewicht werd vergeleken, Vangroenweghe heeft het echter over één van die twee nieuwe slapers uit 1510 van 4 mark”.

Eén van die twee nieuwe slapers is de oude dormant, op basis van Verhandeling van Swinden 1802,  een gewicht van 4 mark c.q. van 2 pond uit 1510 uit Den Haag. (Bron: www.goudenzilverweging.nl > Documentatie > Troois gewicht 7; de oude Hollandse dormant van 4 mark uit 1510). De andere nieuwe slaper is een gewicht van 4 mark uit Rijssel.

Hebben van Swinden en Berck, toen ze spraken over een gewicht van 2 mark, zich wellicht vergist en bedoelden ze een gewicht van 4 mark c.q. van 2 pond? Dat lijkt onwaarschijnlijk, zoals onderbouwd in de conclusie over punt 3.

3 Over het “Brusselsch Gewigt”, “het Brusselsch Mark van 1529”
Verhandeling van Swinden 1802 blz. 575, 576;

“Het onderzoek van die verschillende Dormanten, door den Agent van Finantien Gogel, door den Essayeur Generaal Beekman en my gedaan, doch, waarvan de byzonderheden, naauwkeurig geboekt en ter behoorlyke plaatse overgebragt, hier niet te pas komen, is gebleken, dat het Mark van Groengragt ruim drie Aazen zwaarder is dan dat van den oudsten dormant, 2e dat die oude Dormant  onveranderd dezelfde is gebleeven die hy in 1554 was.
Immers volgends de proeven door Le Fevre Gineau, Aeneae en my genomen (§. 238.) is het Mark van Groengragt
25 57/1600 of byna 25 6/100 Fransche Greinen zwaarder dan het midden-Mark uit het Fransch Pylgewigt: maar toen men in 1529 het Brusselsch Gewigt tegen het Parysche heeft vergeleken (§. 238. b) heeft men, buiten twyffel, het stuk van twee Marken uit het gemelde Pyl gebruikt, te weeten, het holle en het volle Mark.
Het midden-Mark nu is zwaarder dan het holle (§. 228. a) 0.88 Gr. en dan het volle Mark 1.72 derhalven  2 midden-Marken, zwaarder dan het stuk van 2 Marken 2,60 gevolglyk het midden-Mark zwaarder dan het Mark, waarlyk in 1529 gebruikt, 1.30 maar naar het Mark van Groengragt is 25.06 Gr. zwaarder dan het midden-Mark, en derhalven 26.36  zwaarder dan het Mark in 1529 gebruikt, maar het Mark Brusselsch, was 24.00 zwaarder dan dit dus is het Mark van Groengragt 2.36 zwaarder dan het Brusselsch Mark van 1529, welke 2.36 Parysche Greinen, 2 Aazen en 62/100 van ons Trooisch Gewigt uitmaaken.
Dit verschilt, te weinig van 3 Aasen, of 3 Aasen en 24/106 die wy gevonden hebben dat het Mark van Groengragt zwaarder is dan dat van den Ouden Dormant, om niet te stellen, dat de oude Dormant nog de zelfde is, die hy in 1554 was; vooral daar met iets moet toeschryven aan de naauwkeuriger balansen, de juister manier van weegen die men thans gebruikt, gelyk meede hier aan, dat men toen ten tyde denkelyk geen Gewigten geringer dan Aasen zal gebruikt hebben, daar wy nu tot 50e gedeelten hebben gebezigd.”


J.H. van Swinden vermeldt hier “maar toen men in 1529 het Brusselsch Gewigt tegen het Parysche heeft vergeleken
(§. 238. b) heeft men, buiten twyffel, het stuk van twee Marken uit het gemelde Pyl gebruikt, te weeten, het holle en het volle Mark.” 
en “dan het Mark in 1529 gebruikt, maar het Mark Brusselsch, was 24.00 zwaarder dan dit dus is het Mark van Groengragt 2.36 zwaarder dan het Brusselsch Mark van 1529”.


Conclusie over punt 3
In feite benoemt van Swinden als dormant die in 1529 met het Groot Pijlgewicht werd geverifieerd “het Brusselsch Gewigt” , “het Mark in 1529 gebruikt, maar het Mark Brusselsch” en “het Brusselsch Mark van 1529”.
Hij benoemt daarmee een Brusselse standaard die in 1529 met het Groot Pijlgewicht werd vergeleken,

een dormant van vermoedelijk 2 mark. Er wordt immers gesproken over een vergelijk met “buiten twyffel, het stuk van twee Marken uit het gemelde Pyl gebruikt, te weeten, het holle en het volle Mark”.
J.H. van Swinden vermeldt daarbij separaat nog de oude Hollandse dormant van 4 mark uit 1510 uit Den Haag en sluit daarmee uit dat die in 1529 te Parijs met het Groot Pijlgewicht werd vergeleken. Dit in tegenstelling tot de mening van Daniël Vangroenweghe.

4 Welke Brusselse dormant van 2 mark werd in 1529 met het Groot Pijlgewicht vergeleken?
Het bovenstaande geeft al meer duidelijkheid over de dormant die in 1529 met het Groot Pijlgewicht werd geverifieerd. Zoals onderbouwd zijn dat niet het sluitgewicht / de dormant van 4 mark uit Rijssel of uit Den Haag uit 1510, immers het betreft, conform de conclusie over punt 1, een dormant van 2 mark en niet van 4 mark. Bovendien heeft van Swinden het voortdurend over een gewicht uit Brussel. Los daarvan noemt hij nog wel de oude Hollandse dormant uit 1510 uit Den Haag, waarmee hij uitsluit dat die met het Groot Pijlgewicht werd vergeleken.


Noot
Op de website www.goudenzilverweging.nl > Documentatie > Troois gewicht 7; de oude Hollandse dormant van
4 mark uit 1510 wordt onderbouwd dat de oude Hollandse dormant hoogstwaarschijnlijk een sluitgewicht van
4 Trooise mark uit 1510 is dat op 21-01-1554 in de Rekenkamer te Brussel was gejusteerd “tegen een gelyk pyl van vier Marken” die daar werd bewaard.


Verhandeling van Swinden 1802 blz. 573, 574;
“In gevolge van dien schynt de zogenaamde oude Dormant, in de Rekenkamer van Holland gebragt te zyn. Immers het blykt uit een oorspronkelyk certificaat, op parkement geschreven, en toevallig op den bodem van het foudraal, waarin de Dormant bewaard wordt, gevonden, dat deeze den 21 January 1553 (1554) in de Rekenkamer te Brussel gejusteerd is geworden, tegen een gelyk pyl van vier Marken, ter zelve kamer berustende: en dat die pyl vervolgens den 17 Mey 1554, by Anthonie Carlier, Joris Veselaar en Mr. Jan van den Perre is overgebragt. Dezelve is aldaar bestendig bewaard gebleeven.”

Op basis van deze informatie werd er in 1553/1554 in Brussel dus nog een dormant van 4 mark bewaard die ouder was dan de beide nieuwe dormanten uit 1510 die in Rijssel en Den Haag werden bewaard, immers daarmee werd in 1553/1554 de dormant uit Den Haag vergeleken.

Werd die Brusselse dormant van 4 mark van voor 1510 in 1529 met het Groot Pijlgewicht vergeleken?
Was dat wellicht geen sluitgewicht van 2 mark maar een gewicht van 4 mark met onderdelen van 2 mark?
Was dat misschien de Brusselse versleten dormant zoals genoemd in Standaard sluitgewichten Vangroenweghe 2015 blz. 14, 15 en blz. 45, 46, 47 afbeelding 4a t/m 4f?
Wellicht werd die oude versleten Brusselse dormant in 1510 niet buiten gebruik gesteld maar werden de beide nieuwe dormanten van Rijssel en Den Haag toen enkel vervaardigd om de kwetsbare Brusselse dormant te ontzien zodat die toch nog, zij het minder frequent, gebruikt kon worden.

Het antwoord op die vragen wordt mede onderbouwd door de onderstaande aanvullende informatie.

Standaard sluitgewichten Vangroenweghe 2015 blz. 13, 14;
“Onder Filips de Goede waren te Brussel een Rekenkamer en verschillende hertogelijke instellingen permanent gevestigd. In 1463 vertrouwde hij aan zijn Brusselse Rekenkamer het toezicht toe op zijn ambtenaren in zijn hertogdom Luxemburg en zijn graafschappen Holland en Zeeland. Diens opvolger Karel de Stoute smolt bij zijn algemene centralisatie en reorganisatie in 1473 de Brusselse Rekenkamer en de Vlaamse van Rijsel samen tot één algemene Rekenkamer te Mechelen. Deze rol werd tijdelijk toegekend aan Mechelen. Hertogin Maria van Bourgondië huwde met Maximiliaan van Oostenrijk. Zij verongelukte in 1482. Haar zoon en erfgenaam Filips de Schone was nog een kind en het regentschap werd in 1482 toevertrouwd aan Maximiliaan. Filips de Schone nam het staatsroer in handen van 1494 tot 1506. Hij werd opgevolgd door Karel V. Tijdens diens verblijf in Spanje werd hij vertegenwoordigd in de Nederlanden door Margaretha van Oostenrijk, een tante van Karel V en later door Marie van Hongarije. Onder Filips de Schone en Karel V werd Brussel de zetel van de Raad van Brabant, de Kanselarij, het Hof en de Rekenkamers, waarvan de bevoegdheid zich tot de verschillende vorstendommen uitstrekte. In die periode werd Brussel dé Rekenkamer en muntplaats bij uitstek.
Een muntplakkaat uit 1489 van Maximiliaan van Oostenrijk en diverse ordonnanties van Karel V uit 1510, 1520 en 1529 stipuleerden dat gewichten gebruikt in de Munt geijkt moesten worden naar het patroon (slaper, dormant) van de (trooise) marken, rustende in de Rekenkamer waar de Munt zich bevindt.” 


In de loop der tijd waren er in Brussel blijkbaar verschillende instellingen gevestigd
1
Onder Filips de Goede/Filips III van Bourgondië (1396-1467) een Rekenkamer en verschillende hertogelijke instellingen. In 1463 vertrouwde hij aan zijn Brusselse Rekenkamer het toezicht toe op zijn ambtenaren in zijn hertogdom Luxemburg en zijn graafschappen Holland en Zeeland.
2
De opvolger van Filips de Goede, Karel de Stoute (1433-1477), smolt bij zijn algemene centralisatie en reorganisatie in 1473 de Brusselse Rekenkamer en de Vlaamse van Rijsel samen tot één algemene Rekenkamer te Mechelen. Deze rol werd tijdelijk toegekend aan Mechelen.
3
Onder Filips de Schone (1478-1506) en Karel V (1500-1558) werd Brussel de zetel van de Raad van Brabant, de Kanselarij, het Hof en de Rekenkamers, waarvan de bevoegdheid zich tot de verschillende vorstendommen uitstrekte. In die periode werd Brussel dé Rekenkamer en muntplaats bij uitstek.
4
Een muntplakkaat uit 1489 van Maximiliaan van Oostenrijk (1459-1519) en diverse ordonnanties van Karel V uit 1510, 1520 en 1529 verordonneerden dat gewichten gebruikt in de Munt geijkt moesten worden naar het patroon (slaper, dormant) van de (trooise) marken, die werden bewaard in de Rekenkamer waar de Munt zich bevond. 

Standaard sluitgewichten Vangroenweghe 2015 blz. 7 beschrijft het onder 1 t/m 4 genoemde proces als:
“Pas onder Karel V ontwikkelde zich in Brussel een effectief centraal bestuur voor gewichten.”

Het centraal bestuur met betrekking tot de gewichten in de Nederlanden zetelde in 1529 dus klaarblijkelijk in Brussel. Op basis daarvan en op basis van de conclusie over punt 1 moet er in 1529 wel een dormant van 2 mark uit Brussel met het Groot Pijlgewicht zijn vergeleken.

Blijft de vraag of de Brusselse dormant van 1529 een sluitgewicht van 2 mark of van 4 mark met onderdelen van
2 mark was.


Dat er ter verificatie wel onderdelen uit een dormant werden gebruikt blijkt uit Verhandeling van Swinden 1802 blz. 575, 576;
“Immers volgends de proeven door Le Fevre Gineau, Aeneae en my genomen (§. 238.) is het Mark van Groengragt
25 57/1600 of byna 25 6/100 Fransche Greinen zwaarder dan het midden-Mark uit het Fransch Pylgewigt: maar toen men in 1529 het Brusselsch Gewigt tegen het Parysche heeft vergeleken (§. 238. b) heeft men, buiten twyffel, het stuk van twee Marken uit het gemelde Pyl gebruikt, te weeten, het holle en het volle Mark.”


Over de standaarden J.G. Berck 1931 blz. 28, 29;
“Zeer waarschijnlijk heeft men in 1529 het Hollandsche pond Troois vergeleken met het stuk van
marken (het holle + het volle mark) uit den Pijl van den Franschen standaard van het Poids de Marc.

Door Lefèvre-Gineau is in 1799 als metrieke waarden gevonden ; (Over de standaarden J.G. Berck 1931 blz. 20) voor het holle mark (het huis van het pijlgewicht) 244,70673 gram en voor het volle mark (H.Tieleman; de binnen het huis passende pijlen) 244,66145 gram, dus 2 marken (H. Tieleman; 244,70673 + 244,66145 =) 489,36818 gram. 
Het pond Hollandsch Trooisch was echter op ieder mark 24, dus op het pond 48 Parijsche greinen (H. Tieleman;
48 x 0,053125 = 2,550 gram) te zwaar, dus was in 1529 de metrieke waarde van het pond Hollandsch Trooisch
491,918 gram.

Volgens het hierboven genoemde plakkaat van 1520 moest daarom in de Rekenkamer van de provincie, waarin de Munt gelegen was, een standaard van het Mark berusten. Naar aanleiding hiervan schijnt in de Rekenkamer van Holland de z.g. oude Dormant, die in 1553 (of 1554) tegen den "slaper", berustende in de Rekenkamer te Brussel, gejusteerd is geworden (v. Swinden, Volmaakte Maaten en Gewigten, p. 574.), geplaatst te zijn.

Een copie van dezen slaper, die in 1766 onder den naam van Dormant du véritable poids de Troyes nog in de Rekenkamer te Brussel aanwezig was. werd door Tillet (Tillet, Mem. de l' Acad. Royale des Sciences, p. 370.)
21 Parijsche greinen op ieder mark zwaarder gevonden dan het Fransche Mark. Een verschil dus van slechts
3 greinen (± 160 mg.) met den standaard, die in 1529 door Keizer Karel V naar Parijs gezonden was. Volgens de wegingen van Tillet is dus de metrieke waarde van dien standaard 491,644 gram.

De Commissie, die omstreeks het jaar 1812. op last van het Gouvernement, te Brussel de aldaar bestaande maten en gewichten met de metrieke vergeleken heeft, vond voor het gewicht van bedoelden standaard 492,15182 gram.”

Uit hetgeen J.G. Berck in Over de standaarden J.G. Berck 1931 op blz. 28, 29 schrijft kunnen een aantal conclusies getrokken worden.

1e
Zeer waarschijnlijk heeft men in 1529 de Brusselse dormant van het Hollands Troois pond vergeleken met het stuk van 2 marken (het holle + het volle mark) uit het Groot Pijlgewicht.

2e
Net als van Swinden in Verhandeling van Swinden 1802 op blz. 574 vermeldt ook J.G. Berck in Over de standaarden J.G. Berck 1931 blz. 28, 29 dat de oude Hollandse dormant in 1553/1554 gejusteerd werd tegen den slaper, berustende in de Rekenkamer te Brussel”. Hij beschrijft verder dat een kopie van die slaper in 1766 nog in de Rekenkamer te Brussel aanwezig was, en schrijft tevens dat die kopie in massa slechts 3 greinen (± 160 mg.) verschilde “met den standaard, die in 1529 door Keizer Karel V naar Parijs gezonden was”.   

Ook volgens J.G. Berck was de Brusselse standaard van het Hollands Troois pond dus vermoedelijk een gewicht van
2 mark, dit overeenkomstig de diverse vermeldingen door J.H. van Swinden in Verhandeling van Swinden 1802.


5 Eindconclusie
Vermoedelijk werd de oude Brusselse dormant van 4 mark, met onderdelen van 2 mark, van voor 1500 in 1529 te Parijs vergeleken met het Groot Pijlgewicht. 

Foto: Webmuseum goudenzilverweging.nl