www.goudenzilverweging.nl Goud- en zilverweging

Andere objecten

Hoofdzaken wet- en regelgeving 1820-1870

Metrieke ijkperiodes (vanaf 01-01-1820)
Met de IJkwet d.d. 21-08-1816 (Staatsblad no. 34) en het Koninklijk Besluit d.d. 08-06-1819 (Staatsblad no. 37) werden in Nederland per 01-01-1820 het Troois gewicht en alle plaatselijke ponden afgeschaft. Vanaf toen werd het metrieke, decimale stelsel, heteenvormig stelsel van maten en gewichten, gefaseerd ingevoerd.


De Trooise gewichten voor goud- en zilverweging werden met ingang van 1820 vervangen door gewichten voor fijne weging, die nauwkeuriger gejusteerd werden dan de handelsgewichten/gewichten voor gewone weging. De massa van de gewichten voor fijne weging werd dus veel nauwkeuriger bepaald.

Die grotere nauwkeurigheid werd in vroeger tijden gewaarborgd door zowel de Trooise gewichten van vóór
01-01-1820 alsook de gewichten voor fijne weging vanaf 01-01-1820 te vervaardigen uit materialen die niet gemakkelijk oxideerden en/of beschadigd raakten. De gekozen materialen waren meestal brons of messing en in enkele gevallen zilver. Zo gebruikte de chemicus J. R. Glauber (1604-1670) bij zijn onderzoekingen een set zilveren gewichten.


De gewichten voor fijne weging werden gebruikt voor de nauwkeurige weging van kostbare materialen, zoals goud en zilver, maar ook voor parels, edelstenen, grondstoffen voor medicamenten en geneesmiddelen volgens doktersrecept. Dergelijke gewichten waren bijvoorbeeld in gebruik bij goudsmeden en apothekers.

Tegenwoordig worden de nauwkeurig gejusteerde gewichten voor fijne weging, die slechts een kleine afwijking van de vereiste massa mogen bezitten, gebruikt voor het afstellen of kalibreren van elektronische balansen. Kalibreren betekent in dit geval het vergelijken van de door een elektronische balans aangeduide waarde met een standaard, het gewicht voor fijne weging, en indien noodzakelijk het afregelen van de elektronische balans, zodat de aflezing binnen de door de fabrikant opgegeven meetfout valt.

De IJkwet d.d. 21-08-1816 (Staatsblad no. 34) betrof alleen nog voorschriften met betrekking tot lengtematen en gewichten. In het Koninklijk Besluit d.d. 08-06-1819 (Staatsblad no. 37) werden de nieuwe maten en gewichten met hun definitieve benamingen beschreven. Het metrieke stelsel werd echter niet direct per 01-01-1820, maar gefaseerd in de periode daarna ingevoerd. Zo werden de voorschriften voor de inhoudsmaten pas in meerdere fasen vanaf 1822 tot en met 1832 vastgesteld.

Hoofdzaken wet- en regelgeving 1820-1870
De IJkwet d.d. 21-08-1816 (Staatsblad no. 34) bepaalde de invoering van een eenvormig stelsel van maten en gewichten per 01-01-1820: het metrieke, decimale stelsel. Tussen 1820 en 1870 werden de messing gewichten vervaardigd conform het Koninklijk Besluit d.d. 08-06-1819 (Staatsblad no. 37) dan wel:


BESLUIT van den 8 Junij 1819, (St. no. 37) omtrent de gedaante, stof en zamenstelling der nieuwe gewigten, derzelver veelvouden en onderdeelen.’

Opschriften 1820-1870
NED. POND (KIL.)/1000 w = 1000 gram of 1 kilogram

NED. ONC/NED. ONS/100 w = 100 gram
NED. LOOD/N.L./10 w = Nederlands lood = 10 gram
N.W./w = Nederlands wigtje = 1 gram
KORREL = 0,1 gram

De vermelde opschriften zijn gebruikelijk, maar de periode 1820-1870 kende meerdere varianten. De aanduidingen Ned. pond, Ned. once en Ned. lood zijn op veel manieren aangebracht met verschillende variaties in schrijfwijze, afkortingen en leestekens:
Voor Nederlandse ponden: NED. PONDEN, NEDERLANDSCH POND, NEDERLANDSCHE PONDEN, N.P., N.P.K., KILOGRAMME, KILOG.
Voor Nederlandse onsen: N.O., NED. ONCE, NED. ONCEN, NED ONSEN, NED ONZEN
Voor Nederlandse loden: NED. LODEN, NED. LOODEN
Voor Nederlandse wigtjes: NED. WIGTJES, NED. WIGTIES

Het Koninklijk Besluit d.d. 08-06-1819 (Staatsblad no. 37) schreef voor dat de opschriften duidelijk moesten worden ingesneden (gegraveerd), afgeslagen of ingeslagen.

Voor alle gewichten was de plaats van de opschriften niet vastgelegd. Een uitzondering daarop vormden de sluitgewichten, daarvoor was de plaats van de opschriften als volgt vastgelegd: op het deksel van het huis in Ned. pond, Ned. once en in wigtjes, op de rand van elke pijl in wigtjes, op de bodem van het huis en van elke pijl in Ned. oncen, Ned. loden of Ned. wigtjes.

De opschriften werden in de wet met kleine letters vermeld, ze werden op de gewichten echter altijd met hoofdletters afgeslagen.

Justeergelegenheid 1820-1870
De gewichten waren niet voorzien van een justeeropening. De knop- en krukgewichten werden in het gewichtlichaam en/of in het grondvlak gejusteerd, de sluitgewichten in de bodem van het huis en/of van de pijlen. Justering vond plaats door met een drevel of drijfijzer een kleine opening in het messing te slaan, waarin het benodigde lood werd aangedreven.


Gieters- of fabrieksmerk 1820-1870
Het aanbrengen van een gieters- of fabrieksmerk was nog niet voorgeschreven.

Dat gebeurde pas per 01-01-1870.

Goedkeuringsmerken 1820-1870
De op gewichten afgeslagen goedkeuringsmerken van vóór 01-01-1820 bestonden in ons land soms uit een stadswapen met een jaartal of een jaarletter, vaker werd er alleen een jaartal of een jaarletter afgeslagen. Daardoor is het determineren van voormetrieke gewichten vaak moeilijk of zelfs onmogelijk.

Per 01-01-1820 kwam daar verandering in. Als goedkeuringsmerk werd met de invoering van het metrieke stelsel gekozen voor jaarletters die landelijk werden voorgeschreven. Om die reden is het sinds die datum betrekkelijk eenvoudig om bronzen en messing gewichten te dateren.
Voor het eerste alfabet (1820-1844) was wel de letter maar niet de lettervorm voorgeschreven. Jaarletters uit die periode kunnen daarom in verschillende uitvoeringen, zoals in hoofd- of schrijfletters, afgeslagen zijn.
Van de jaarletter A van 1820 tot en met de R van 1836 zijn veel variaties bekend, omdat in de periode 1820-1836 het snijden van de stempelijzers met de jaarletters door plaatselijke stempelsnijders werd uitgevoerd. Vanaf 1837 werden er in ons land, met uitzondering van de provincie Limburg, stempelijzers gebruikt die door de Munt in Utrecht waren gesneden. Daarmee verdween de variatie in de uitvoering van de jaarletters vanaf 1837 grotendeels. Enige diversiteit, zij het in mindere mate, bleef nog wel bestaan. Dat kwam omdat de Munt ook niet vormvast was bij het snijden van de stempels, het was immers handwerk.
In Limburg werden niet tot 1837 maar tot en met 1845 afwijkende jaarletters afgeslagen. Pas vanaf 1846 gebruikte men daar stempelijzers die door de Munt in Utrecht waren gesneden.

Na afloop van een alfabet werd voor het volgende alfabet een ander lettertype gekozen, zodat vergissingen bij de datering uitgesloten werden.

Voorschriften voor het stempelveld waarbinnen de jaarletters afgeslagen moesten worden, ontbraken in de periode 1820-1836. Voor Limburg liep die periode van 1820 tot en met 1845. Zo konden de letters geplaatst zijn in een rond, ovaal, driehoekig, vierkant stempelveld of in een stempelveld van een andere vorm. In de periode 1820-1836 werden de jaarletters ook wel zonder stempelveld afgeslagen.

In de periode 1820-1870 werd de plaats waar de goedkeuringsmerken afgeslagen moesten worden nog niet voorgeschreven. Op de messing gewichten kunnen de oudste afslagen meestal op de kraag rond de knop of kruk naast het merk van de arrondissementsijker worden gevonden. De volgende jaarletters werden daarnaast of op een willekeurige plaats op het gewichtlichaam afgeslagen. Soms gebeurde dat zelfs op het grondvlak van een gewicht en/of op de bovenkant van de knop en/of op de hals van de knop. Op de gewichten van 2 en 1 wigtje werden de meeste goedkeuringsmerken op het grondvlak aangebracht.
Op de sluitgewichten werden de goedkeuringsmerken meestal op de bodem van het huis en van de pijlen en soms boven op het deksel van het huis afgeslagen. Dat gebeurde ook wel op de schuine wand van het huis en/of van de pijlen, zowel op de binnen- als op de buitenzijde.

Particuliere merken van de arrondissementsijkers 1820-1870
Bij de invoering van het metrieke stelsel behoorde de regeling van het toezicht op de inhoudsmaten, de ellematen en ook op de gewichten. Dat toezicht was opgedragen aan de plaatselijke ijkers. Zij werden toen arrondissementsijkers genoemd.

Wanneer de messing gewichten bij de ijk aan de voorschriften voldeden, werden ze voorzien van de lopende jaarletter en van tenminste één particulier merk van de arrondissementsijker die de keuring had verricht. Op de ijkkantoren waar meer dan één ambtenaar in dienst was, had niet elke ijker een eigen merk. In dat geval gebruikten alle ijkers op dat kantoor hetzelfde merk.

Het kwam voor dat het eigen merk van de betreffende ijker bij de aanbieding voor herijk van een elders geijkt gewicht niet op het gewicht was afgeslagen. Bijvoorbeeld omdat:
* de aanbieder uit een ander arrondissement afkomstig was.
* de ijker naar een ander arrondissement was overgeplaatst.
Het gewicht moest dan, bij goedkeuring, opnieuw van het merk van de arrondissementsijker en van een lopende jaarletter worden voorzien.
Op gewichten kunnen dus merken van meerdere arrondissementsijkers voorkomen. Het afslaan van het nieuwe merk van de arrondissementsijker was geen vaststaande afspraak of regel en naar verloopvan tijd hield men zich daar niet meer aan. Bij de herijk door dezelfde ijker werd enkel een nieuwe jaarletter afgeslagen.

Conform het Koninklijk Besluit d.d. 20-12-1821 (Staatsblad no. 24) Artikel 3 sloeg de arrondissementsijker die de verificatie had verricht bij de eerste ijk op gewichten voor gewone weging, als een gewicht aan de voorschriften voldeed, éénmaal zijn particuliere merk en een jaarletter af.
Op de nauwkeuriger gejusteerde gewichten voor fijne weging sloeg de arrondissementsijker, als onderscheid met de handelsgewichten/gewichten voor gewone weging, tweemaal zijn particuliere merk af.

Het Koninklijk Besluit d.d. 20-12-1821 (Staatsblad no. 24) omvatte ‘eene instructie voor de arrondissementsijkers, betreffende hun toezigt over, en hunne visitatie en examinatie van de gewigten, in gebruik op ’s Rijks munten, de kantoren van waarborg der gouden en zilveren werken en alle daaronder ressorterende personen’. De daaronder ressorterende personen waren: ‘de goud- en zilver-smeden, juweliers, kasthouders, horologiemakers en andere in gouden en zilveren werken handeldrijvende personen, mitsgaders de beleenbankhouders, essaijeurs der commercie en specie-handelaars’.

Het Koninklijk Besluit d.d. 20-12-1821 (Staatsblad no. 24) vermeldde in Artikel 2 over de hierboven genoemde gewichten: ‘zullen alzoo ter onderscheiding van die welke in alle andere handelingen gebruikt worden, boven en behalve de letters N.P. (Ned. pond), N.O. (Ned. once), N.L. (Ned. lood) en N.W. (Ned. wigtje), ook de cijfers dragen, uitdrukkende in decimale berekening, het respective getal wigtjes, als: 1000, 500, 200, 100, 50, 20, 10, 5, 2 en 1.’

Dit Artikel 2 werd in de praktijk niet altijd strikt nageleefd. Zo werden de cijfers die het aantal wigtjes aangeven over het algemeen wel op de voor handelsdoeleinden gebruikte gewichten voor fijne weging aangebracht. Op gewichten voor fijne weging, die niet voor handelsdoeleinden maar voor speciale doeleinden werden gebruikt, gebeurde dat niet consequent. Op de ongeijkte gewichten voor fijne weging, zoals die bij De Munt in gebruik waren, werd het aantal wigtjes vaak niet aangegeven. Deze gewichten waren voorzien van een standring en een justeerkamer, die was afgesloten met een speciale justeerschroef, met een grote iets bolle schroefkop, waarin op enige afstand van elkaar twee gaatjes waren geboord. Op die speciaal geboorde, sabotagebestendige schroefkop paste een uitsluitend daarvoor bestemde schroefsleutel. Op die manier werd voorkomen dat de massa van het gewicht door onbevoegde personen kon worden gewijzigd.

Bij De Nederlandsche Bank waren gewichten voor fijne weging in gebruik die zijn voorzien van de opschriften conform het Koninklijk Besluitd.d. 20-12-1821 (Staatsblad no. 24) Artikel 2. Opvallend is dat die gewichten qua opschrift en dubbele afslag van het particuliere merk van de arrondissementsijker voldoen aan het genoemde Besluit conform Artikel 1, 2 en 3. De cijfers die het aantal wigtjes moeten aangeven, ontbreken echter. Wel zijn er jaarletters op afgeslagen. Dergelijke gewichten zijn in een enkel geval aan de bovenzijde voorzien van een met een afschroefbare knop afgesloten justeerkamer. Meestal hebben ze geen justeerkamer en geen justeeropening.

 

Tussen 1820 en 1870 werden er handelsgewichten geproduceerd waarop door de fabrikant de massa-aanduidingen NPK, NP, NO, NL of NW waren aangebracht. Eventueel met daarbij de cijfers die het aantal wigtjes aangaven.

Dergelijke gewichten werden, conform het Koninklijk Besluitd.d. 20-12-1821 (Staatsblad no. 24)Artikel 2, altijd gemaakt voor fijne weging. Ze waren pas officieel geschikt als handelsgewichten voor fijne weging nadat de arrondissementsijker ze nauwkeurig had gejusteerd en daarin, conform artikel 3 van het genoemde Besluit, twee keer zijn particuliere merk en de dan geldende jaarletter had afgeslagen.

Een uitgebreide beschrijving van het Koninklijk Besluit d.d. 20-12-1821 (Staatsblad no. 24) is te vinden op www.goudenzilverweging.nl > Documentatie > Metriek gewicht 9; Besluit 20-12-1821 S24, instructie ijkers m.b.t. goud- en zilverweging. Met name de artikelen 1 t/m 3 zijn voor wat betreft de gewichten voor fijne weging van belang.

Samengevat: als er twee dezelfde merken van een arrondissementsijker naast elkaar op een gewicht zijn afgeslagen, betekent dit dat het een gewicht voor fijne weging betreft. Dat wil zeggen: voor de weging van goud, zilver en andere kostbare handelsgoederen.
Kleine hoeveelheden medicijnen werden afgewogen met zogeheten medicinale gewichten. Dat waren nauwkeurig gejusteerde gewichten voor fijne weging. Daarop werd het merk van de arrondissementsijker niet tweemaal afgeslagen, omdat de medicinale gewichten een specifieke vorm hadden waardoor een dubbele afslag van het merk van de arrondissementsijker niet nodig was.
Grote hoeveelheden grondstoffen voor geneesmiddelen werden wel met regulier gevormde, decimale gewichten voor fijne weging gewogen.

Over de plaats van de arrondissementsijkersmerken werd in de periode 1820-1870 niets voorgeschreven. Op de messing knop- en krukgewichten kunnen die merken meestal op de bovenrand rond de knop of kruk worden gevonden. Op de sluitgewichten werden ze meestal op de bodem van het huis en van de pijlen afgeslagen, maar dat gebeurde ook wel op de schuine wand van het huis en/of van de pijlen, zowel op de binnen- als op de buitenzijde.

 

Bij de herijk en/of bij een ijkerswisseling sloeg de arrondissementsijker zijn merk ook wel tussen de jaarletters op de romp en/of soms op het grondvlak van een gewicht af.

Door de ontsluiting van gemeentelijke archieven wordt steeds meer over de arrondissementsijkers bekend. De actuele stand van zaken is te vinden op de website www.oudegewichtjes.nl onder de rubriek Determineren. Daar worden het particuliere merk, de naam en de werkzame periode van de arrondissementijkers, met daarbij verdere aanvullende gegevens, zoals geboorte-, overlijdensdata, studies etc. vermeld.

Knopgewichten 1820-1870
De voorgeschreven vorm van de messing knopgewichten was ‘omtrent cilindrisch eenigzins schuins naar boven toeloopende’. Vanaf 1 Ned. pond en zwaarder werden ze voorzien van een vaste ring.

De kleinere gewichten werden voorzien van een vaste knop. De gewichten van 10, 5, 4, 3, 2 en 1 Ned. pond mochten eventueel ook met een knop worden uitgevoerd.

In de periode 1820-1870 werd er tussen ongeveer 1847 en 1875 een speciaal model knopgewichten vervaardigd, de zogeheten druppelknopgewichten.
Een druppelknopgewicht is een Nederlands metriek gewicht met een druppelvormige knop.
Het model was nog niet voorgeschreven, zodat er zowel taps toelopende als cilindrische uitvoeringen met een aan het gewichtlichaam vastgegoten knop voorkomen. De druppelknop kende in de periode 1820-1870 eveneens veel verschillende vormen.
De term druppelknopgewicht werd bedacht door de gewichtenverzamelaar Ad van Diest. Hij schreef in 1975 in het kwartaalblad Mededelingen van de Vereniging van Verzamelaars van Maten en Gewichten (VVMG) als eerste over ‘gewichten met een lange slanke hals met een druppelvormige knop’. In 1976 publiceerde van Diest een tweede artikel over zoals hij ze toen noemde:druppelknopgewichten, met foto's van statige messing gewichten met een druppelvormige knop. Daarmee werd het druppelknopgewicht voor altijd uit de anonimiteit gehaald.

Druppelknopgewichten werden gefabriceerd in Amsterdam, Arnhem, Groningen, Leeuwarden, Sneek en Utrecht. In de periode 1820-1870 werden ze vervaardigd met een massa van 10, 5, 2, 1 Ned. pond, 5, 2, 1 Ned. ons, 5, 2, 1 Ned. lood, 5, 2 en 1 Ned. Wigtje en gebruikt voor gewone en voor fijne weging.

Het buiten gebruik raken van de druppelknopgewichten werd in gang gezet door een inspecteur van het IJkwezen, die naar rationalisering en mechanisering van de gewichtenproductie streefde.
Druppelknopgewichten werden vervaardigd tijdens de periode waarin een justeeropening nog niet verplicht was. Na 1912 moesten de knop- en krukgewichten in het grondvlak van een justeeropening zijn voorzien, met uitzondering van de knopgewichten van 2 en 1 gram.
Voor de druppelknopgewichten gold na 1912:
* Zolang ze nog de juiste massa hadden, mochten ze herkeurd worden.
* Als ze niet meer de juiste massa hadden, werden ze vanwege het ontbreken van een justeeropening bijna allemaal afgekeurd. Zo raakten ze in onbruik.
* Ze werden alleen nog ter herkeuring toegelaten als ze van een centrale justeeropening waren voorzien.

Knopgewichten mochten vervaardigd worden met een massa in alle veelvouden van het Ned. once, Ned. lood en het Ned. wigtje, tot negen van elke soort. De gebruikelijke massa’s waren: 1 Ned. pond (KIL.), 5, 2, 1 Ned. ons, 5, 2, 1 Ned. lood, 5, 2 en 1 Ned. wigtje.
Knopgewichten met een massa van 10 Ned. Pond (KIL.) zijn zeldzaam, exemplaren van 5, 4, 3 en 2 Ned. pond (KIL.) zijn schaars. Zeer zeldzaam zijn de exemplaren met een massa van:
* 9, 8, 7, 6, 4 en 3 Nederlandse onsen/oncen (veelvouden van 100 gram)
* 9, 8, 7, 6, 4 en 3 Nederlandse loden (veelvouden van 10 gram)
* 9, 8, 7, 6, 4 en 3 Nederlandse wigtjes (veelvouden van 1 gram)

Lamelgewichten mochten gemaakt worden met een massa in alle veelvouden van de korrel tot negen korrel. De massa werd aangeduid met de hoofdletter K zonder punt of met KORREL (1 korrel = 100 milligram). Zeldzaam zijn de exemplaren met een massa van: 9, 8, 7, 6, 4, en 3 korrel (veelvouden van 100 milligram).

Krukgewichten 1820-1870
Na de invoering van het metrieke stelsel per 01-01-1820 werden knopgewichten het meest gebruikt. Krukgewichten werden in feite alleen nog toegepast voor de gewichten met een massa van 50 t/m 1 Ned. pond (KIL.), aflopend per Ned. pond.


De voorgeschreven vorm van de messing krukgewichten was ‘omtrent cilindrisch eenigzins schuins naar boven toeloopende’.
Vanaf 1 Ned. pond en zwaarder werden ze voorzien van een vaste ring.
De kleinere gewichten werden voorzien van een vaste knop. De gewichten van 10, 5, 4, 3, 2 en 1 Ned. pond mochten eventueel ook met een knop worden uitgevoerd.

Er zijn ook metrieke krukgewichten bekend van 5, 2, 1 Ned. ons (500, 200 en 100 gram) en enkele exemplaren van
5 Ned. lood (50 gram). Laatstgenoemde gewichten zijn ook wel vermaakt uit voormetrieke krukgewichten van
1/8 pond. Overeenkomstig de voormetrieke krukgewichten kennen ook de metrieke krukgewichten regionaal gezien veel verschillende vormen, met name in de vorm van de kruk, de vorm van het gewichtlichaam en de versieringen op het gewichtlichaam.


Sluitgewichten 1820-1870
Met de invoering van het metrieke stelsel per 01-01-1820 voerde Nederland een nieuw type sluitgewicht in dat geënt was op een in Frankrijk gangbaar nagenoeg onversierd model.

Een metriek sluitgewicht uit de periode 1820-1870 bestaat uit het huis: het buitenste gewicht, dat van een scharnierend deksel en een sluiting is voorzien, waarmee het huis afgesloten wordt. In het huis bevindt zich een reeks exact in elkaar passende gewichten, de zogeheten pijlen.
De massa van het huis en van iedere pijl is even groot als de massa van de daarin passende pijlen. Dat geldt niet voor de massa van de voorlaatste pijl en het kleinste gewicht, deze hebben een gelijke massa. Het kleinste gewicht is overigens geen pijl, maar een massief gewicht dat sluiter of sluitstuk wordt genoemd.

Metrieke sluitgewichten hebben een eenvoudige vorm, zijn glad afgewerkt, en het huis is, in tegenstelling tot het huis van voormetrieke sluitgewichten, niet versierd. De grotere metrieke sluitgewichten zijn ook niet voorzien van een hengsel.
De sluitgewichten voor gewone en fijne weging werden in de periode 1820-1870 vervaardigd met een massa van
1 Ned. pond, 5 Ned. once, 2 Ned. once en 1 Ned. once.

Tot nu toe zijn er zeven niet in de wet- en regelgeving genoemde sluitgewichten van 2 Ned. pond bekend. Slechts een van deze zeven gewichten is origineel compleet. Hoewel een sluitgewicht van 2 Ned. pond niet in het Koninklijk Besluit d.d. 08-06-1819 (Staatsblad no. 37) werd vermeld, adverteerde T.A. Nagel er in Amsterdam wel mee.

Op de meeste sluitgewichten uit de periode 1820-1870 is een dubbele afslag van het particuliere merk van een arrondissementsijker afgeslagen. Daaruit blijkt dat dergelijke metrieke sluitgewichten vaak voor fijne weging werden gebruikt.
Metrieke sluitgewichten werden maar in beperkte mate vervaardigd. Dat kwam omdat ze lastig te maken waren, wat tot hoge productiekosten leidde. De laatste exemplaren en vervangende onderdelen werden in de jaren 1855-1888 gemaakt. Omstreeks 1916/1917 werden de laatste exemplaren herijkt.

Milligramgewichten 1820-1870 (zilver/koper)
Voor de weging van lichte, kostbare waren werd het wigtje gebruikt dat net als het Ned. pond in 1000 delen (milligrammen) werd onderverdeeld.


Milligramgewichten opschriften 1820-1870
De opschriften voor de milligramgewichten waren niet voorgeschreven. De massawaarden van 1000, 500, 200, 100, 50, 20, 10, 5, 2 en 1 milligram werden meestal aangeduid met een getal dat overeenkwam met het aantal milligrammen, echter zonder de aanduiding mg.

Ook werd de massa wel in korrels aangeduid, aangegeven met K., dus met een hoofdletter K gevolgd door een punt. Daarvoor gold:
5 korrels = 500 mg  /  2 korrels = 200 mg  /  1 korrel = 100 mg  /  5/10 korrel = 50 mg  /  2/10 korrel = 20 mg  / 
1/10 korrel = 10 mg  /  5/100 korrel = 5 mg  /  2/100 korrel = 2 mg  /  1/100 korrel = 1 mg


Milligramgewichten vorm 1820-1870
De metrieke, decimaal ingedeelde milligramgewichten waren vierkante of ronde plaatjes, zogeheten lamelgewichten. Het bij keurmeesters van goud en zilver in gebruik zijnde essaaigewicht mocht van een opstaande rand worden voorzien.


Milligramgewichten materiaal 1820-1870
Milligramgewichten werden uit messing vervaardigd. Conform het Koninklijk Besluit d.d. 08-06-1819 (Staatsblad no. 37) Artikel 18 mochten het wigtje voor het gebruik als essaaigewicht en de onderdelen daarvan ook uit zilver worden gemaakt.


Milligramgewichten justeergelegenheid 1820-1870
Over de justering van milligramgewichten bij de herijk werd niets voorgeschreven. Inmiddels zijn er milligramgewichten aangetroffen die, om ze bij de herijk op de vereiste massa te brengen, met tinsoldeer zijn verzwaard.Met ingang van mei 1880 werd dit beslist niet meer toegestaan.


Milligramgewichten fabrieks-of verkopersmerk 1820-1870
Over het afslaan van een fabrieks- of verkopersmerk op milligramgewichten werd niets voorgeschreven.


Milligramgewichten het particuliere merk van de arrondissementsijker 1820-1870
Over het afslaan van het particuliere merk van de arrondissementsijker op milligramgewichten werd niets voorgeschreven. Toch zijn er milligrammen bekend waarop een merk van een arrondissementsijker is afgeslagen.


Milligramgewichten goedkeuringsmerken 1820-1870
Over het afslaan van jaarletters op milligramgewichten werd niets voorgeschreven. Inmiddels zijn er milligramgewichten aangetroffen waarop wel jaarletters zijn afgeslagen.


Resumé van de merken in de periode 1820-1870
Op de gewichten uit de periode 1820-1870 kwamen als ijkmerken voor:

* één of twee dezelfde merken van een arrondissementsijker
* meerdere merken van verschillende arrondissementsijkers
* de goedkeuringsmerken/jaarletters
* één of meer afkeuringsmerken: gevormd door een verticaal gearceerde, gelijkzijdige driehoek

Uitgebreide informatie over de wet- en regelgeving met betrekking tot de knop-, kruk-, sluitgewichten voor fijne weging en de milligramgewichten gedurende de periode 1820-1870 is verder te vinden op:
www.goudenzilverweging.nl > Documentatie > Metriek gewicht 1 t/m 19.

Uitgebreide informatie over de arrondissementsijkers in de periode 1820-1870 is te vinden op:
www.oudegewichtjes.nl > Determineren > Arrondissementsijkers 1820-1870

Uitgebreide informatie over de goed- en afkeuringsmerken in de periode 1820-1870 is te vinden op:
www.goudenzilverweging.nl > Documentatie > Goedkeuringsmerken 1820-1998
www.goudenzilverweging.nl > Documentatie > Afkeuringsmerken 1820-1998  

Foto’s: Webmuseum goudenzilverweging.nl