www.goudenzilverweging.nl Goud- en zilverweging

Bankgewichten

Bankgewichten zijn gewichten waarmee (wel of niet in een muntzak met touwtje, label en zegel) de massa van een vastgestelde partij gemunt geld uit de omloop werd bepaald. Die massa was gebaseerd op de gemiddelde omloopmassa van de betreffende munt in een bepaalde periode en werd soms in Troois gewicht op het bankgewicht afgeslagen. Bankgewichten kunnen worden onderverdeeld in voormetrieke, metrieke, ongeijkte en geijkte bankgewichten. We zullen dergelijke gewichten aanduiden met de term bankgewichten en niet met de ook wel gebruikte term bankiersgewichten, omdat we ook over het bankwezen en niet over het bankierswezen spreken.

Voormetrieke bankgewichten
Tot 01-01-1820, toen met de IJkwet van 21-08-1816 (Staatsblad 34) het Trooise gewicht werd afgeschaft, vielen de voormetrieke bankgewichten onder het Troois gewichtenstelsel.

Metrieke bankgewichten
Na 01-01-1820 gaf de IJkwet van 21-08-1816 (Staatsblad 34) volgens het Koninklijk Besluit no. 37 van 08-06-1819 aan dat de volgens deze wet vervaardigde, door neringdoende lieden te gebruiken en door ijkers te ijken gewichten, aan bepaalde eisen dienden te voldoen. In het Koninklijk Besluit no. 37 van 08-06-1819 worden ook de bankgewichten genoemd. De volgende artikels daaruit zijn het vermelden waard:

Artikel 3
“Al die gewigten zullen echter uit een vol getal Nederlandsche ponden moeten, en geenzins uit één of meerdere dergelijke ponden, en daarenboven uit eenige onderdeelen van het gemelde pond mogen bestaan ; de gewigten om volle zakken Nederlandsche munten te wegen, en waarvan in art. 21 zal gesproken worden, uitgezonderd.”

Artikel 8
“Geene onderdeelen van het Nederlandsche pond zullen mogen worden vervaardigd, dan die, welke bestaan of uit een vol getal Nederlandsche oncen tot negen oncen toe, of uit een vol getal Nederlandsche looden tot negen looden toe, of uit een vol getal wigtjes tot negen wigtjes toe ; wordende bij deze wel uitdrukkelijk verboden alle afzonderlijke gewigten, die zouden bestaan uit een zeker getal oncen met looden of wigtjes, of gedeelten van wigtjes, of uit een zeker getal looden met wigtjes of gedeelten van wigtjes of uit een zeker getal wigtjes en gedeelten van wigtjes. Hiervan echter worden uitgezonderd gewigten, om volle zakken gelds te wegen en de medicinale gewigten, waarvan bij art. 21 en 22 zal worden gesproken.”.

Artikel 21
“Tot het wegen van goud, zilver en specien, zullen voortaan geene ijzeren gewigten mogen, maar alleen koperen moeten gebruikt worden, het geval van art. 6 alleen uitgezonderd. Kooplieden, kassiers, speciehandelaars en alle kantoren daar geld ontvangen en uitgegeven wordt, zullen vermogen koperen stukken te gebruiken, welke ieder het gewigt zullen hebben dat een vollen zak rijks munten moet houden, welke gewigten door Ons of Onzentwege nader zullen worden bepaald.”.

Ongeijkte bankgewichten
Ongeijkte bankgewichten dienden voor de massabepaling van vastgestelde partijen munten uit de omloop. Ze werden vermoedelijk niet voor handelsdoeleinden gebruikt, maar waren waarschijnlijk in gebruik bij instanties en/of instellingen waar men met grote hoeveelheden zowel groot muntgeld als klein- of muntgeld c.q. scheide-munt of payement (de kleinere muntsoorten, bedoeld voor dagelijks gebruik, zoals de schelling, de dubbele en de enkele stuiver) omging. Dat was bijvoorbeeld het geval bij gasthuizen, weeshuizen en weeskamers. Weeskamers waren instellingen die het beheer voerden over de bezittingen van wezen en over onbeheerde nalatenschappen van onbekende eigenaren. De bronnen van inkomsten waaruit men dat geld ontving waren naast bezittingen met name subsidies, legaten, erfstellingen, giften, inzamelingen en loterijen. In de genoemde instellingen zal het gebruik van bankgewichten waarmee grote partijen munten konden worden gewogen c.q. “geteld” dan ook zeker niet vreemd zijn geweest.

Geijkte bankgewichten
Geijkte bankgewichten dienden voor de massabepaling van vastgestelde partijen munten uit de omloop. Ze werden vermoedelijk voor handelsdoeleinden gebruikt ten behoeve van de massabepaling van vastgestelde partijen gemunt geld uit de omloop in wisselbanken, banken en in munthuizen. Wanneer een vastgestelde partij klein- of muntgeld c.q. scheide-munt of payement naar de bank of de wisselbank werd gebracht werd het daar niet apart onderzocht of geteld maar vaak verpakt in een muntzak met touwtje, label en zegel gewogen en bij de bank of wisselbank in bewaring gegeven. Vandaar dat op geijkte bankgewichten vaak het opschrift “met de zak” is vermeld. De vastgestelde gemiddelde omloopmassa van een partij gemunt geld werd dan ook meestal samen met de muntzak bepaald.

De vier, vermoedelijk uit de Amsterdamse wisselbank afkomstige en gedurende meer dan een eeuw veelvuldig geijkte, bankgewichten uit de collectie van het Rijksmuseum te Amsterdam zijn ontegenzeglijk de belangrijkste geijkte bankgewichten van Nederland. In totaal zijn er in Nederland door het Webmuseum goudenzilverweging.nl, in zowel musea alsook in particuliere collecties, nu 35 bankgewichten opgespoord. Daarvan zijn er 9 geijkt en 21 ongeijkt. Van 5 bankgewichten is nog onbekend of ze wel of niet geijkt zijn, ze dienen nog nader onderzocht te worden.

Zoals beschreven gebruikte men vroeger,voor de massabepaling van een vooraf vastgestelde partij gemunt geld uit de omloop, bankgewichten. Wanneer men echter tegenwoordig van een partij identieke munten het aantal munten in die partij wil vaststellen, worden daarvoor telweegschalen gebruikt.