www.goudenzilverweging.nl Goud- en zilverweging

Andere objecten

Het systeem van Bretton Woods (1944)

Het systeem van Bretton Woods (1944)

Misschien had Nederland, ondanks veel bezuinigingen, de gouden standaard niet pas in 1936 maar eerder moeten verlaten, want het prijspeil bleef evengoed te hoog. Als ons land de goudkoppeling eerder had losgelaten was het prijspeil gelijk gebleven aan dat van de concurrenten en had Nederland ook nog producten kunnen exporteren. Nu kon dat door de lagere prijzen in het buitenland niet. Ons land was ook bijna niet in staat om te importeren vanwege het Nederlandse protectionistische beleid zoals dat onder meer met de wijziging van de crisisinvoerwet van 1931 was ingevoerd. De overheid kreeg daarmee de bevoegdheid om de invoer grotendeels naar eigen goedvinden over de leveranciers te verdelen. Alleen als een land bepaalde Nederlandse goederen wilde invoeren, kreeg het vergunning om bepaalde andere producten naar ons land uit te voeren.

Door de hoge werkloosheid was investeren in de economie onmogelijk. Arbeiders hadden hun karige, vooral van de steun afkomstige, inkomsten hard nodig voor de eerste levensbehoeften. Ruys en Colijn hebben zeker geprobeerd de werklozen te helpen, immers grote projecten bezorgden toch aardig wat mensen weer werk. Ruys maakte weliswaar een goed begin met de economische wederopbouw, maar was niet in staat het af te maken. Colijn nam het van hem over en kon zich, ondanks veel kritiek van sommigen op zijn beleid, toch als sterke man bewijzen. Vermoedelijk was de crisis voor Nederland zonder Colijn veel rampzaliger afgelopen, want mede door zijn oplossingen is Nederland de crisis
helemaal te boven gekomen en hebben we nu geen last meer van wat er in de crisisjaren is gebeurd.

Toen Nederland in september 1936 de gouden standaard verliet en de gulden devalueerde had dat direct gunstige effecten. Vanwege de minder dure gulden ging het politiek en economisch veel beter. Door de in het buitenland goedkopere Nederlandse producten nam de export sinds jaren weer toe en verbeterde de concurrentiepositie ten opzichte van het buitenland alsook de internationale situatie. Als gevolg van de aanpassingspolitiek daalde het prijspeil en stegen de koopkracht en de werkgelegenheid.

De periode na de wereldcrisis vanaf 1939 / het systeem van Bretton Woods
Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd van 1 tot en met 22 juli 1944 in Bretton Woods, een plaatsje in de Amerikaanse staat New Hampshire, het systeem van Bretton Woods tussen Amerika en een aantal Europese landen gesloten en ondertekend. Het systeem van Bretton Woods was een financieel-economisch akkoord tussen 44 landen dat voorzag in de invoering van een stelsel van vaste wisselkoersen. Bijzonder was dat alleen de dollar bij de Amerikaanse Centrale Bank tegen een vaste hoeveelheid goud ingewisseld kon worden. Voor alle andere valuta stelde men wel een vaste wisselkoers ten opzichte van de dollar vast, maar zij waren niet direct tegen goud inwisselbaar. Indirect werd met het systeem van Bretton Woods de gouden standaard weer ingevoerd, terwijl het systeem tevens de oprichting van het IMF (het International Monetary Fund ofwel het Internationaal Monetair Fonds) en de Wereldbank vaststelde.

De periode na 1945 internationaal
Hoewel het geldwezen vanaf 1936 bijna nergens meer aan goud was gekoppeld, speelde goud nog wel degelijk een rol. Weliswaar domineerde de Amerikaanse dollar na de Tweede Wereldoorlog maar ze verzwakte steeds verder. Om de geloofwaardigheid van de dollar te steunen werd de omwisseling van dollars in goud tegen een vaste prijs door Amerika gegarandeerd. Tijdens de jaren 1959-1971 verloor Amerika echter meer dan de helft van de 20.000 ton aan goudreserves. Met dat tempo liep Amerika het risico hun hele goudvoorraad in een paar jaar te verliezen.
Op 15-08-1971 introduceerde president Nixon daarom een nieuw economisch beleid dat onder meer uit de beëindiging van de dollar-goudkoppeling bestond. Hij sloot toen het zogeheten goudloket; de vaste wisselkoers van dollars tegen goud verviel. Nixon meldde; “In volledige samenwerking met het IMF en de landen die handel met ons drijven zullen wij aandringen op de noodzakelijke hervormingen voor een hoognodig nieuw internationaal monetair systeem”. Zo vond in 1971 de financiële herstart van het systeem van Bretton Woods plaats. Van toen af spreken economen over Bretton Woods 2.0. In 1974 volgde de formele dollar-goudontkoppeling, de eeuwenoude band tussen geld en edelmetaal werd toen verbroken.

In Europa streefden de zes leden (België, Duitsland, Frankrijk, Italië, Luxemburg en Nederland) van de Europese Economische Gemeenschap (EEG), een voorloper van de huidige Europese Unie (EU), sinds 1969 al naar monetaire eenwording. Totdat in 1979 het Europees Monetair Stelsel werd opgezet, werden er allerlei interventiemechanismen bedacht om koersfluctuaties binnen de perken te houden. Vanaf 1980 streefden de genoemde EEG-landen ernaar om hun valuta’s onderling te koppelen. 

De periode na 1945 in Nederland
Eind 1946 meldde de Nederlandse regering bij het IMF een zogenoemde goudpariteit (in de economie de vaste verhouding van een muntsoort, bijvoorbeeld de gulden, en een aantal grammen goud) aan van 0,335 gram fijn goud. Daaruit bleek dat de goudwaarde van de gulden in tien jaar tijd bijna gehalveerd was. Enkele jaren later devalueerde Nederland de gulden met ruim 30% omdat die anders te duur voor de handel zou zijn. Sindsdien behoort de gulden, die sinds de jaren zestig vaak aan de Duitse mark werd gekoppeld, tot de harde valuta’s.

Nederlandse politici wierpen na 1971 een gretige blik op de goudvoorraad om er “leuke dingen” mee te gaan doen ofwel te gaan potverteren. De DNB-presidenten Zijlstra en Duisenberg verdedigden de goudbaren als leeuwen. Zij vreesden dat de goudverkoop de gulden onder druk zou zetten en de indruk zou wekken dat Nederland zijn goud gebruikte om het overheidstekort te verhullen. De verkoop van goud kwam pas weer ter sprake in de aanloop naar het Europese muntstelsel in 2002. In 1992 sprak Duisenberg: ,,De tijd is rijp''. Nederland c.q. DNB verkocht 400 ton in 1992, 300 ton in 1996 en zou na de aangekondigde verkoop van nog eens 300 ton nog 700 ton goud overhouden.

De Nederlandse gulden zou na zijn opwaardering in 1973 nog achtmaal worden gerevalueerd. De wisselkoers volgde in bijna alle gevallen die van de Duitse mark, waardoor de gulden na 1983 alleen nog in naam een zelfstandige munteenheid was. Bij een terugblik over de eeuwen is de conclusie gerechtvaardigd dat de Nederlandse gulden over het algemeen een sterke munteenheid was. Alleen in de tweede helft van de 16e eeuw en tussen 1936 en 1950 verminderde de munt behoorlijk in waarde.
Het einde van de gulden naderde echter snel. In 1988 bereikte de EEG consensus over de oprichting van een Economische en Monetaire Unie, de eerste fase daarvan begon in 1990. Bepaald werd dat de derde en laatste fase, mits de deelnemende landen aan bepaalde financieel-economische voorwaarden konden voldoen, op 01-01-1999 zou ingaan. Vanaf 01-01-1999 voerden de banken in het girale bankverkeer één gezamenlijke munt; de euro.  Dat gebeurde in de volgende 12 DING-FLOP-BIPS-landen (DING=Duitsland Ierland Nederland Griekenland, FLOP=Finland Luxemburg Oostenrijk Frankrijk en BIPS=België Italië Portugal Spanje). De girale gulden werd zo op 01-01-1999 door de euro vervangen. Sinds 04-01-1999 werden de koersen van aandelen, obligaties en opties aan de beurs ook in euro's weergegeven.

Op 01-01-2001 sloot ook Griekenland zich aan bij de Eurozone en zijn in alle deelnemende lidstaten de eurobankbiljetten en -munten ingevoerd. De eurozone, het eurosysteem, de eurolanden of het eurogebied is de verzamelnaam voor de landen van de Europese Unie die de euro als munt voeren. Het Verenigd Koninkrijk en Denemarken besloten toen (voorlopig) om niet mee te doen aan de euro.

Op 01-01-2002 werd de gulden helemaal vervangen door de munteenheid van de Europese Unie; de euro. Nederland deed dat weer samen met de 12 DING-FLOP-BIPS-landen. In de volgende landen werden vanaf toen overigens, zij het op beperkte schaal, ook euromunten geslagen; Monaco, San Marino en Vaticaanstad. Op dat moment was de waarde van de gulden 0,453780216 euro c.q. was de waarde van de euro 2,20371 gulden. Vijf jaar na 01-01-2002 konden de oude munten nog bij de banken worden ingewisseld. Het betrof toen de grootste monetaire omwisselingoperatie aller tijden. Toen op 01-01-2002 de euro ook het algemene betaalmiddel voor de Nederlandse burgers werd was het einde van de Nederlandse gulden daarmee een voldongen feit.

Foto: Webmuseum goudenzilverweging.nl