www.goudenzilverweging.nl Goud- en zilverweging

Andere objecten

Troois gewicht 3; de ontwikkeling van het Hollands Troois gewicht in de Nederlanden

Troois gewicht; het ontstaan
K. M. C. Zevenboom vermeldt in het boek De gewichten die voor 1820 te Amsterdam werden gebruikt en de ijkmerken die daarop worden aangetroffen op blz. 46 dat het Troois gewicht, net als het Keuls gewicht, waarschijnlijk afstamt van het Romeinse pond.

Hoe het Troois gewicht het Keuls gewicht in ons land verdreef
Tijdens de middeleeuwen (ca. 500-1500) was de Duitse stad Keulen een belangrijke handelsstad die een overheersende positie innam. De stad bezat een stapelrecht en werd daardoor de overlaadplaats van alle goederen die langs de Rijn vanuit Zuid-Duitsland naar de Nederlanden en naar Engeland werden vervoerd. De maten en gewichten van een belangrijke handelsstad verspreidden zich vaak in de wijde omtrek. Om die reden, maar waarschijnlijk ook omdat Keulen in de middeleeuwen een geestelijk centrum c.q. de hoofdstad van een aartsbisdom was waaronder Noord-Nederland ressorteerde, nam men tijdens de middeleeuwen in de opkomende steden in de Nederlanden het Keuls gewicht over. Het Keuls gewicht werd zowel als handelsgewicht maar ook als muntgewicht gebruikt. Op het eind van de middeleeuwen veranderde dat. In mindere mate vanaf ongeveer 1350 en in meerdere mate vanaf circa 1450 begon onder invloed van de Bourgondiërs het Troois gewicht in ons land het Keuls gewicht als muntgewicht geheel te verdringen. Het Keulse pond verloor ook als handelsgewicht terrein.

In 2015 verstrekte de heer R. Kappers onderstaande informatie.

“In de rekeningen van de graaf van Blois (NA, Archief Graven van Blois, inv.nrs. 36 e.v.) wordt over de jaren
1359-1391 gesproken over pond, marc en loet. De leveringen van met name goud en zilver worden door Hollandse, Stichtse, zowel als Henegouwse en Franse goudsmeden gedaan. Ook de leveringen van andere producten zoals suiker en amandelen worden in pond en loet gewogen.”


Hij vroeg of er tussen 1359 en 1391 gewogen werd met het Parijse/Franse Trooise pond van 489,506 gram of met het Hollands Troois pond van 492,168 gram, en gaf daarbij aan dat Amsterdam volgens hem in de 14de eeuw nog klein was en niet de norm aan een hof kon bepalen. Dordrecht was immers vele malen groter, en om die redenen was hij geneigd het Parijse/Franse Trooise pond als basis te nemen.

Mijn antwoord op die vraag luidde als volgt. Het vermoeden dat in die tijd voor goud- en zilverweging het Parijse/Franse Trooise pond gebruikt werd lijkt weliswaar aannemelijk, echter gedurende de periode 1359-1391 speelde ook het Keuls gewicht in ons land nog een belangrijke rol. Op basis van de gegevens in de voorgaande alinea werd er gedurende de periode 1359-1391 vermoedelijk met het Keuls Troois mark/pond van 233,750 / 467,500 gram gewogen.


Het terugdringen van het Keuls gewicht, dat waarschijnlijk al sinds het midden van de 14e eeuw in ons land voorkwam, kende ongetwijfeld economische oorzaken, maar werd zeker ook bevorderd door een meer Franse oriëntering onder de Bourgondische vorsten. Maar ook de vorsten uit het Bourgondische Habsburgsehuis werkten de invoering van het Trooise gewicht in de hand.

Het Troois gewicht werd niet overal in ons land alleen voor het wegen van goud en zilver gebruikt. In Friesland, Groningen, Twente en in enkele andere streken van ons land was het Troois gewicht tot de invoering van het metrieke stelsel op 01-01-1820 ook het wettelijke handelsgewicht c.q. het gewicht voor de gewone handel. Elders in ons land handhaafde het Keuls gewicht zich vooral in de kleinhandel. De naam Keuls gewicht hield echter met name in de 17e en de 18e eeuw geen stand.

Over welk soort Troois gewicht hebben we het dan? Zoals hierboven vermeld zijn er op meerdere plaatsen vermoedelijk verschillende soorten Troois gewicht gebruikt, lokaal maar ook centraal bepaald. De regelgeving voor het geldwezen en de edelmetaalhandel was in ieder geval een zeer belangrijke verantwoordelijkheid van de centrale overheid in Brussel; die hanteerde het Franse Trooise mark van 244,752923300 gram. Het Keuls gewicht was overigens ook niet overal hetzelfde......

Geconcludeerd kan worden dat de belangrijkste in de Nederlanden in gebruik zijnde gewichtsoorten het Keulse en het Trooise mark waren. Het Keulse pond van 467,500 gram en de mark van 233,750 gram had in Duitsland in de 15e eeuw de andere markgewichten verdrongen en was in 1524 als standaardgewicht opgenomen in de Reichsmünzordnungen ofwel de muntregelingen voor het Duitse Rijk.

Het Trooise mark werd in ons land sinds de 15 eeuw gebruikt in de muntregelingen van eerst de Bourgondische en later van de Habsburgse vorsten en na 1586, met het Leicester-plakkaat d.d. 04-08-1586, in de muntregelingen van de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden.

De ijk van het Troois gewicht
Aangezien het Troois gewicht bij de Munt, in de goud-, zilver- en geldhandel werd gebruikt was het voor de overheid uiteraard van het grootste belang om goed toezicht op dergelijke gewichten uit te oefenen.

Na de Unie van Utrecht in 1579 werd op 26-07-1581 het Plakkaat van Verlatinghe ofwel de Acte van Verlatinghe ondertekend. Daarmee zetten een aantal provinciën van de Habsburgse Nederlanden de Spaans-Habsburgse koning Filips II van Spanje (1527-1598) af als hun heerser. De Noordelijke Nederlanden splitsten zich toen in feite af van de Zuidelijke Nederlanden, hetgeen in wezen kan worden gezien als de onafhankelijkheidsverklaring van de Nederlanden. In het noorden werd de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden gevormd. De Zuidelijke Nederlanden, het latere België, bleven onder Habsburgs bewind.

Het Plakkaat van Leicester d.d. 04-08-1586
Na de afscheiding van de Noordelijke Nederlanden in 1581 werd in 1586 door middel van het plakkaat van Leicester het ambt van ijk- en justeermeester-generaal van het Troois gewicht ingesteld.

Hoewel voor de ijk van het Troois gewicht in Amsterdam ieder jaar een nieuwe jaarletter werd gebruikt is het niet zeker of de Trooise gewichten wel ieder jaar werden herijkt. In het muntplakkaat van Leicester van 04-08-1586 werd namelijk bepaald dat de Trooise gewichten en balansen voor goud- en zilverweging iedere drie jaar geijkt moesten worden.

De instructie voor Jacob l’Admiral d.d. 01-05-1750; herijkperiode Troois gewicht is 3 jaar
Jacob l’Admiral werd op 10-03-1745 door de Staten van Holland benoemd tot ijk- en justeermeester-generaal van het Troois gewicht over het gehele gewest Holland en West-Friesland. Na zijn aanstelling wendde hij zich tot de Staten-Generaal met het verzoek zijn salaris te willen vaststellen. Bij resolutie van 15-05-1747 werd bepaald dat het salaris dat hij in rekening mocht brengen gelijk zou zijn aan het salaris dat bij resolutie van 21-12-1706 was vastgesteld voor zijn voorganger Abraham Groengraft.

Alleen Jacob l’Admiral kreeg, om meer eenheid te waarborgen, op 01-05-1750 van de Staten-Generaal bovendien nog de aanstelling tot “Ykmeester of Justeermeester-Generaal van de kleine Yk- of Troische Gewigten over de Geheele Unie” c.q. de Zeven Provinciën. Hij had het recht om alle zilversmeden in de Zeven Provinciën te bezoeken en de balansschalen en gewichten te controleren en te ijken. Voor hem oefenden de ijk- en justeermeesters-generaal hun functie uitsluitend in Holland en West-Friesland uit.
Jacob l’Admiral ondervond buiten Holland bij de uitoefening van zijn ambt echter weinig medewerking, dat was de reden waarom zijn opvolgers niet meer over de gehele Unie werden aangesteld maar hun functie weer uitsluitend in Holland en West-Friesland uitoefenden.

Bij zijn benoeming op 01-05-1750 werd ook zijn instructie vastgesteld, die tevens de definitieve bepaling van zijn salaris inhield en waarin werd vastgelegd dat de herijkperiode voor de Trooise gewichten op 3 jaar werd gesteld.
Toch zijn een viertal gewichten voor het wegen van munten in de verzameling van de  Technische Hogeschool te Delft gedurende meer dan een eeuw (Noot H.Tieleman: jaarlijks) herijkt, wellicht omdat aan de juistheid van deze stukken bijzonder veel waarde werd gehecht.

Noot
Het betreft de vier bankgewichten die in 2017 deel uitmaakten van de collectie van het Rijksmuseum te Amsterdam.

Inschakeling van de dekens van de goudsmedengilden bij het toezicht op het Troois gewicht
De dekens van de goudsmedengilden in de steden werden ook bij het toezicht op het Troois gewicht ingeschakeld. Ze moesten een door de ijkmeester gejusteerd en geijkt gewicht van 2 of 4 mark onder hun berusting houden. Ook waren ze verplicht om, op straffe van boete, vier maal per jaar de winkels en kantoren van goudsmeden, juweliers en wisselaars te bezoeken om na te gaan of de daar in gebruik zijnde gewichten en balansen wel in orde waren. Bovendien zouden iedere drie jaar zowel de standaard van de dekens als de gewichten van de goudsmeden door de ijkmeester geijkt moeten worden. Deze regeling werd in de latere muntplakkaten van de Staten-Generaal en de Staten van Holland overgenomen.

De ontwikkeling van het Troois gewicht in de Nederlanden, buiten de stad Amsterdam
Aan de hand van een aantal feiten wordt een indruk gegeven van de ontwikkeling van het Troois gewicht in de Nederlanden.

1355 Dordrecht; het Trooise mark was in Holland c.q. Dordrecht al bekend
In 1355 was de Trooise mark in Holland als muntgewicht al bekend, dat blijkt uit de ordonnantie uit 1355 van Graaf Willem V op het slaan van de munt te Dordrecht.


± 1382 Utrecht; het mark wordt zonder verdere aanduiding genoemd
In een waarschijnlijk in 1382 uitgevaardigde ordonnantie wordt alleen het mark, zonder verdere aanduiding, genoemd.


03-02-1433 Utrecht; goudsmeden moesten het Keulse mark gebruiken
Door den raad van Utrecht werd op 03-02-1433 een "nywe ordinancie van den goutsmeden" uitgevaardigd.Als gewicht, waaraan de goudsmeden zich te houden hadden, wordt daarin genoemd "die Coelsche marck".


1473 Utrecht; Troois gewicht voor goud en edelstenen, Keuls gewicht voor zilver en juwelen e.d.
In 1473 stelde de Utrechtse raad vast dat alle door de kooplieden gebruikte gewichten even zwaar moesten zijn als het Keuls gewicht. Goud en edelgesteenten moesten met Troois gewicht gewogen worden, terwijl voor het wegen van zilver, juwelen en “andere kleinoodiën” weer Keuls gewicht voorgeschreven werd.


1479 De muntovereenkomst tussen Deventer, Kampen en Groningen schreef het Keulse mark voor
In de muntovereenkomst uit 1479 tussen Deventer, Kampen en Groningen was nog sprake van het Keulse mark. Die muntovereenkomst bepaalde dat uit het Keulse mark 83 penningen geslagen moesten worden.


1488 De muntovereenkomst tussen Deventer, Kampen en Groningen schreef het Trooise mark voor 
In de muntovereenkomst uit 1488 tussen Deventer, Kampen en Groningen komt het Keulse mark niet meer voor maar is het Keulse mark vervangen door het Trooise mark.


14-12-1489 Muntplakkaat over de standaard van het mark
Volgens het Muntplakkaat van Keizer Maximiliaan I van Oostenrijk (1459-1519) d.d. 14-12-1489 moesten de gewichten, in gebruik bij de Munt, geijkt worden "naar ’t patroon vande Marcken, rustende in de Reeckenkamer van den Lande daer de Munte gelegen sal wesen", terwijl voor de goudsmeden bepaald werd, dat zij moesten hebben "een patroon van de marcken van der munten van den Lande, daer sy resideerende zijn ende alle heure gewichten te ycken ende adjusteren metter selver patronen".

 

J.H. van Swinden beschrijft het bovenstaande in zijn Verhandeling over volmaakte maaten en gewigten uit 1802 op blz. 573, blz. 573 voetnoot a en op blz. 574 als volgt;

“dat de Muntmeesters hunne Gewigten zouden laaten yken naar het Patroon, berustende in de Rekenkamer van den Lande, daar de Munt geleegen zou zyn”.

Noot
Met een patroon wordt een standaardgewicht bedoeld.

1490 Utrecht; goud, edelstenen en zilver moesten met Troois gewicht gewogen worden
Bij ordonnantie van 17-11-1490 werd in Utrecht bepaald, dat voor het wegen van goud, zilver en edelgesteenten alleen Troois gewicht gebezigd mocht worden. Tussen 1433 en 1490 was in Utrecht het Keuls gewicht dus door het Troois gewicht verdreven.


1501 Tarief uitgevaardigd door de steden Deventer, Kampen en Zwolle
Bijzonder is een tarief uitgevaardigd in 1501 door de steden Deventer, Kampen en Zwolle.

In dit tarief wordt de koers vastgesteld van diverse gouden munten en daarnaast wordt aangegeven wat bepaalde massahoeveelheden van deze munten waard zijn, De massa wordt uitgedrukt in engelsen en hun onderdelen; een engels was een onderdeel van het Trooise mark; een mark Troois = acht onzen = 244,753 gram; een ons = 20 engels = 30,594 gram; een engels = 32 azen = 1,530 gram; een aas = 0,048 gram.  Het betreft hier dus 1 Troois pond van
2 x 244,753 = 489,506 gram, en dus Frans Troois gewicht.


Zo wordt onder andere vermeld dat de waarde van een doysken goud (=1/16 engels ofwel 0,096 gram) van de betreffende muntsoorten was vastgesteld op 2 butkens, 2 plakken en 3 braems. De kleinste massa-eenheid, het aesken (= 1/32 engels = 0,048 gram), was voor deze munten vastgesteld op 5 plakken en 1 braems. We zien hier dat de holpenning of braems gebruikt werd in een tarief om de waarde te bepalen van gouden munten. Bijzonder informatief is dat er niet gerekend werd met 1/2 braemsen. Te zien is namelijk dat de waarde van het aesken is afgerond; een doysken goud weegt 1/16 engels en dit had een waarde van 2 butkens, 2 plakken en 3 braems. Het aesken, de helft daarvan, zou dus de waarde moeten hebben van 1 butken, 1 plak (dat is samen 5 plakken) en 1,5 braems maar dit wordt naar beneden afgerond tot 1 braems. Een aanwijzing dat er in die tijd geen 1/2 braemsen bestonden.

Noot
Een holpenning, bracteaat, brakteaat, braemsche of braems is de 17e eeuwse benaming voor dunne, eenzijdig gestempelde/geslagen munten. De holpenning was een betaalmiddel van het geringste soort, werd vanaf de 12e eeuw geslagen en kwam voor in grote delen van het Rooms-Duitse Rijk. Ook in de Nederlanden waren dergelijke munten in omloop. Ze werden in verschillende steden aangemunt. Op de munt staat vaak het wapen van de stad of de heerser die hem heeft uitgebracht. De afbeeldingen op de flinterdunne muntjes hebben door de slappe slag vaak een nu onduidelijke betekenis.
Op de holpenningen werd geen waardeaanduiding, geen tekst en geen jaartal afgeslagen. De waarde van de munt verschilde per stad of regio, maar vast staat dat het om kleingeld gaat. Daar werden ook eigen namen voor gebruikt zoals braamse of braemsche in Deventer en grootken in Groningen, Arnhem en Nijmegen. De introductie van de holpenningen bood ook de allerarmsten de mogelijkheid om over munten te beschikken.

1502 Plakkaat van Philips de Schone; goudsmeden en juweliers moesten wegen met Troois gewicht
Een plakkaat van Philips de Schone c.q. Philips van Oostenrijk (1478-1506) uit 1502 schreef aan de goudsmeden en juweliers voor om te leveren en te ontvangen met Troois gewicht; “sulcks als men in onsen Munte useert”.


1504 In Friesland werd het Keuls gewicht nog voorgeschreven
In Friesland werd het Keuls gewicht nog in 1504 bij ordonnantie van de landsheer Hertog George van Saksen voorgeschreven.


1510 Troois gewicht uit de Hollandse Rekenkamer werd de standaard voor de goud- en zilverhandel
Keizer Karel V (1500-1558) vaardigde in 1510 een ordonnantie op het Troois gewicht uit waarin werd verordonneerd dat de “generaals van onsen munten nemen sullen uuyt onsen Rekencamere in Hollant een juist en rechtvaerdich Troys gewicht” dat als standaard zal dienen voor alle gewichten in gebruik bij de handel van goud en zilver. Verder dienden “deze generaals in elcken lande dair me(n) onse munten slaet, ordonneren en stellen eenen goeden notabelen man” die de eed zal afleggen en die de gewichten van de dekens van de goudsmeden- of goudsmidsgilden naar behoren zou ijken.


1512 Harderwijk; de invoering van het Troois gewicht
Het Troois gewicht werd in Harderwijk waarschijnlijk in 1512 ingevoerd, toen werd bepaald “dat men alle wair vercopen sall by troissche wycht”.


04-02-1520 Muntplakkaat over de standaard van het mark
Volgens het Muntplakkaat van Keizer Karel V (1500-1558) d.d. 04-02-1520 artikel 4 moesten de gewichten, in gebruik bij de Munt, geijkt worden "naar ’t patroon vande Marcken, rustende in de Reeckenkamer van den Lande daer de Munte gelegen sal wesen", terwijl voor de goudsmeden bepaald werd, dat zij moesten hebben "een patroon van de marcken van der munten van den Lande, daer sy resideerende zijn ende alle heure gewichten te ycken ende adjusteren metter selver patronen".

 

 

J.H. van Swinden beschrijft het bovenstaande in zijn Verhandeling over volmaakte maaten en gewigten uit 1802 op blz. 573, blz. 573 voetnoot a en op blz. 574 als volgt;

“dat de Muntmeesters hunne Gewigten zouden laaten yken naar het Patroon, berustende in de Rekenkamer van den Lande, daar de Munt geleegen zou zyn”.

Naar aanleiding van het Muntplakkaat van Keizer Karel V d.d. 04-02-1520 schijnt de zogeheten oude Dormant in de Rekenkamer van Holland te zijn ondergebracht. Uit een oorspronkelijk op perkament geschreven certificaat, gevonden op de bodem van het foudraal waarin de Dormant werd bewaard, blijkt dat die op 21-01-1553 (1554)
in de Rekenkamer te Brussel is gejusteerd tegen “een gelyk pyl van vier Marken, ter zelve kamer berustende”. 

Volgens het hierboven genoemde Muntplakkaat van 04-02-1520 moest daarom in de Rekenkamer van de provincie, waarin de Munt gelegen was, een standaard van het Mark berusten. Naar aanleiding hiervan schijnt in de Rekenkamer van Holland de zogeheten oude Dormant,die in 1553 (of 1554) tegen den "slaper", berustende in de Rekenkamer te Brussel, gejusteerd is geworden, geplaatst te zijn.

 

 

Een kopie van deze Brusselse slaper, die in 1766 onder den naam van Dormant du véritable poids de Troyes nog
in de Rekenkamer te Brussel aanwezig was. werd door Tillet (Tillet, Mem. de l' Acad. Royale des Sciences, p. 370) op iedere mark 21 Parijse greinen zwaarder gevonden dan het Franse Mark. Een verschil dus van slechts 3 greinen
(3 x 0,053125 = 0,159375 gram = 159,375 mg = ca. 160 mg) per mark met den standaard van 1 Hollands Troois pond, die in 1529 door Keizer Karel V naar Parijs gezonden was.


Volgens de wegingen van Tillet bedraagt de metrieke massawaarde van die Brusselse standaard 491,644 gram.
De Commissie, die omstreeks het jaar 1812, op last van het Gouvernement, te Brussel de aldaar bestaande maten en gewichten met de metrieke vergeleken heeft, vond voor de massa van die Brusselse standaard 492,15182 gram.

19-08-1523 Benoeming van Leonhard van de(r) Gheere (I) tot ijkmeester-generaal van het Troois gewicht over de Verenigde Zeventien Provinciën
Op 19-08-1523 werd Leonhard van de(r) Gheere (I) door Keizer Karel V aangesteld tot ijkmeester-generaal van het Troois gewicht over de Verenigde Zeventien Provinciën. Karel V verleende hem daarmee de bevoegdheid om de Trooise gewichten te controleren en de kwaliteit ervan te handhaven, ofwel het privilege om ”de Trooische gewichten naar de gewichten, liggende in de Kamer van Rekeningen te Brussel, voor zijne landen van herwaartsover (nos Pays d’en Bas) alleen te mogen ijken en teekenen, zonder dat zulks aan een ander vergund is”. Ook stond Karel V hem bij uitsluiting toe, om de Keulse gewichten daar te mogen “justeren ende teekenen”.

Zijn kleinzoon Lenaert van de Ghere werd in 1586 de eerste ijkmeester-generaal over het gehele gewest Holland en West-Friesland. Alleen Jacob l'Admiral werd door de Staten-Generaal op 01-05-1750 aangesteld als eerste ijkmeester-generaal voor de gehele Unie ofwel de Zeven Provinciën.

In de andere gewesten werden de Trooise gewichten niet door de ijk- en justeermeester-generaal gecontroleerd en geijkt, maar door de plaatselijke, stedelijke ijkmeesters. Dergelijke gewichten komen echter maar heel zelden voor. Een fraai voorbeeld daarvan is het Utrechtse Trooise gewicht van 4 mark uit de collectie van het Webmuseum goudenzilverweging.nl. Dit gewicht is vermeld op www.goudenzilverweging.nl > Gewichten > Trooise gewichten >
4 mark krukgewicht uit Utrecht collectie W.


1529 Friesland; het Keuls gewicht werd door het Troois gewicht vervangen
Het Keuls gewicht, dat nog in 1504 bij ordonnantie van de landsheer Hertog George van Saksen was voorgeschreven, werd in Friesland echter in 1529 door Koning Karel I van Spanje (1500-1558), Heer van Friesland, de latere Keizer Karel V van het Heilige Roomse Rijk, door het Troois gewicht vervangen.


1529 Hollands Troois gewicht vervangt in ons land voor goud- en zilverweging het Keuls gewicht
Keizer Karel V heeft waarschijnlijk het voornemen gehad om in ons land het Franse markgewicht in te voeren. In 1529 zond hij zijn muntmeester-generaal naar Parijs om een gewicht van 2 Hollands Trooise mark ofwel 1 Hollands Troois pond, dat bij de Munt in de Nederlanden als standaard diende, te laten vergelijken met de standaard van het Franse Poids de marc. Bij deze vergelijking bleek het Nederlandse gewicht op iedere mark 24 Parijse greinen = 24 x 0,053125 = 1,275 gram zwaarder te zijn dan het Franse gewicht.


Noot
In de verhandeling van J.G.Berck staat op blz. 28 abusievelijk 1,725 gram.

Zeer waarschijnlijk heeft men in 1529 het Hollands Troois pond vergeleken met het stuk van 2 mark (het holle en het volle mark) uit de Pijl van de Franse standaard van het Poids de Marc. De vroegste vermelding van de Pile de Charlemagne van 50 mark, de standaard van Frankrijk dateert uit 1486.

Door Lefèvre~Gineau werd in 1799 als metrieke waarden gevonden; voor het holle mark (het huis van het pijlgewicht) 244,70673 gram en voor het volle mark (de binnen het huis passende pijlen) 244,66145 gram, dus voor 2 mark c.q.
1 pond een massawaarde van 244,70673 + 244,66145 = 489,36818 gram. Het Hollands Troois pond was echter op iedere mark 24 Parijse greinen en dus op het pond 48 Parijse greinen = 48 x 0,053125 = 2,550 gram te zwaar. In 1529 was de metrieke massawaarde van het Hollands Troois pond dus 489,36818 + 2,550 = 491,91818 gram.


Toen in 1529 de vergelijking van de Nederlandse en de Franse standaardgewichten plaatsvond werden er tevens drie geelkoperen gewichten van gelijke massa vervaardigd. Daarbij was ieder gewicht gelijk aan de Nederlandse standaard verminderd met 24 Parijsche greinen per mark, dus gelijk aan de standaard van het Franse Poids de marc. Eén gewicht werd aan de Koning van Frankrijk geschonken, één aan Keizer Karel V en één aan Margaretha van Oostenrijk, de Landvoogdes der Nederlanden. De invoering van het Franse markgewicht heeft echter geen vervolg gekregen en het Troois gewicht is bij het muntwezen, in de goud- en zilverhandel en in de geneeskunde in gebruik gebleven.

Uiteindelijk werd het Keuls gewicht, dat in Friesland nog in 1504 bij ordonnantie van de landsheer hertog George van Saksen was voorgeschreven, in 1529 door koning Karel I van Spanje (1500-1558), Heer van Friesland, de latere keizer Karel V van het Heilige Roomse Rijk, door het Troois gewicht vervangen. Het Troois gewicht werd als gevolg daarvan overal in ons land voor het wegen van goud en zilver gebruikt.

1562 Harderwijk; specerijen moesten met Troois gewicht gewogen worden
Volgens het keurboek uit 1562 moesten specerijen met Troois gewicht en alle andere waren met “ponden ende gewichte der stadt waege” gewogen worden.


04-08-1586 Muntplakkaat van Leicester; instelling ijkmeester-generaal en nieuwe Trooise standaard
Toen bij het Muntplakkaat van Leicester van 04-08-1586 (Groot Placaet Boek I p. 2641) de functie van ijk- en justeermeester-generaal van het Troois gewicht over het gehele gewest Holland en West-Friesland werd ingesteld, was het uiteraard noodzakelijk dat er één generale standaard in gebruik werd genomen. Bij het Muntplakkaat van Leicester werd onder meer bepaald dat er "een juiste ende rechtveerdich Troys ghewichte", vervaardigd moest worden, gejusteerd naar de oude Dormant (uit 1553/1554) die berustte in de Rekenkamer van Holland. Het nieuw gemaakte Troois gewicht moest uitgereikt worden aan de ijk- of justeermeester, die speciaal belast werd met het ijken en justeren van de in de goud- en zilverhandel gebruikte gewichten ofwel aan de “Yck-meester ofte Justeermeester by ons tot dien eynde specialyck gecommitteert ofte te committeren”. (Groot Placaet Boek I p. 2625) In het Muntplakkaat van 04-08-1586 wordt het Troois gewicht dus met name genoemd.


1587 Breda
In Breda wordt in 1587 vermeld;

“Alle goeden en Coopmanschappen, die binnen de Stadt ende Lande van Breda worden gecogt met gewicht, moeten werden gewegen met Ceulschen gewichte. Behalven Goudt, Silver, Peerlen en diergelijcke Baggen ende Jouwelen, dewelke al bij de Goudsmeden ende Jouweliers worden gewegen met het Trois gewichte…...”

Noot
Een bag, bagge, bagghe of baghe is een oud woord voor; een juweel, een sierraad, een sierraad met edelsteen, een kostbare ring, een parel, een met edelstenen bezette ring, een edelsteen, een gemonteerde edelsteen of een edelsteen in een ring.

1701 Groningen; het Troois gewicht werd voorgeschreven
Bij de ordonnantie van 21-04-1701 werd verordonneert dat er na 20-05-1701 geen andere gewichten dan alleen geijkte Trooise gewichten gebruikt mochten worden.

Genoemde ordonnantie en de integrale tekst te vinden op www.goudenzilverweging.nl > Documentatie > Ordonnantie op ’t Troys of Swaer Gewichte Groningen 1701 collectie W.

In enkele streken van ons land bleef het Troois gewicht tot 01-01-1820 ook het wettelijke handelsgewicht
Het Troois gewicht werd sinds 1529 niet alleen overal in ons land voor het wegen van goud en zilver gebruikt. In enkele streken zoals Friesland, Groningen en Twente bleef het Troois gewicht tot de invoering van het metrieke stelsel op
01-01-1820 naast het wettelijke gewicht voor goud- en zilverweging ook het wettelijke handelsgewicht c.q. het gewicht voor de gewone handel.


Foto: Webmuseum goudenzilverweging.nl