www.goudenzilverweging.nl Goud- en zilverweging

Andere objecten

Metriek gewicht 9; Besluit 20-12-1821 S24, instructie ijkers m.b.t. goud- en zilverweging

Belicht worden de Wet d.d. 21-08-1816 (Staatsblad no. 34) en de Besluiten over de invoering van het metrieke gewicht per 01-01-1820. Verwezen wordt naar de in die wet en die besluiten opgenomen saillante artikelen te aanzien van de invoering van het metrieke handelsgewicht, van het medicinale gewicht, en in het bijzonder van het metrieke gewicht voor goud- en zilverweging c.q. fijne weging.

Besluit d.d. 20-12-1821 (Staatsblad no. 24); instructie arrondissementsijkers m.b.t. goud- en zilverweging
BESLUIT van den 20 December 1821, (Stb. no. 24) waarbij wordt vastgesteld eene instructie voor de arrondissements-ijkers, betreffende hun toezigt over- en onderzoek van de gewigten, in gebruik op ’s Rijks munten, de kantoren van waarborg der gouden en zilveren werken en alle daaronder ressorterende personen.

Dit besluit stelt een instructie voor de arrondissementsijkers vast, inzake hun toezicht over en hun inspectie en keuring van de gewichten, in gebruik bij ’s Rijks munten, de kantoren van waarborg van de gouden en zilveren werken en alle daaronder ressorterende personen, te weten de goud- en zilversmeden, juweliers, kasthouders, horlogemakers en andere in gouden en zilveren werken handeldrijvende personen, alsook de beleenbankhouders, commerciële essayeurs en speciehandelaren.
Feitelijk betreft dit de gewichten voor goud- en zilverweging c.q. fijne weging.

Hieronder worden de saillante details van dit besluit per artikel vermeld.

Artikel 1.
Genoemde gewichten mogen alleen uit koper vervaardigd worden, terwijl de nauwkeurigheid met de standaardgewichten overeen moet komen.

Artikel 2.
Op de genoemde gewichten moeten, om ze te kunnen onderscheiden van de handelsgewichten c.q. de gewichten voor gewone weging, naast de aanduiding Nederlands pond, Nederlands ons, Nederlands lood en Nederlands wigtje, ook de cijfers zijn aangebracht die het aantal wigtjes aangeven, te weten; 1000, 500, 200, 100, 50, 20, 10, 5, 2 en 1.

Artikel 3.
Op de genoemde gewichten moet een dubbele afslag van het merk van de arrondissementsijker worden afgeslagen. Op de handelsgewichten c.q. de gewichten voor gewone weging dient de arrondissementsijker maar één keer zijn merkteken af te slaan.

Artikel 4.
De in het hoofd van deze instructie vermelde publieke instellingen en particuliere personen dienen, afhankelijk van hun werkzaamheden, niet alleen te beschikken over Nederlandse ponden en hun  veelvouden, maar ze moeten, zonder uitzondering, ook de onderdelen van het Nederlands pond tot en met het wigtje, en als hun werkzaamheden dat vereisen, ook de vastgestelde onderdelen van het wigtje, conform het 9e en 15e  artikel van het besluit d.d.
08-06-1819 (Staatsblad no. 37), aanschaffen.

Artikel 5.
De ijkers zullen genoemde gewichten ieder jaar onderzoeken, keuren en zo nodig justeren en ijken.

Artikel 6.
Voor het onderzoeken en ijken van genoemde gewichten zal, zoals bij het besluit van 18-12-1819 (Staatsblad no. 58) is bepaald, het dubbele van het ijkloon worden betaald. Voor het onderzoeken en ijken van een essaygewicht, zal
30 cent worden betaald.

Artikel 7.
De ijkers zullen met niemand over het in artikel 6. aan hen toegekende ijkloon mogen onderhandelen.
Het is niet toegestaan het genoemde ijkloon om een of andere reden te verlagen of te verhogen, op straffe van, als men daaraan schuldig blijkt, uit het ambt te worden ontzet. Dit nog afgezien van, als daar redenen voor zijn, de straffen conform het vigerend wetboek van strafrecht.

Artikel 8.
De ijkers moeten hun keuringen en herijkingen in de munthuizen, de kantoren van waarborg en de beleenbanken, zelf uitvoeren, nadat ze vooraf de respectievelijke directies tijdig, tenminste vier dagen van tevoren, hebben ingelicht, zonder altijd te eisen, dat de gewichten bij hen worden gebracht.

Artikel 9.
De in het hoofd van deze instructie vermelde particuliere personen zijn verplicht om zich, op de door de ijkers bepaalde tijd, met hun gewichten daar te melden waar de ijkers hun werkzaamheden verrichten.

Artikel 10.
De ijkers zijn verplicht om alle tijdens de uitoefening van hun functie voorkomende problemen, belangrijke zaken of ontdekkingen, voor zover het de munten betreft, te melden, met betrekking tot de munt te Utrecht, aan den Inspecteur, Essaijeur-Generaal, en met betrekking tot de munt te Brussel, aan de Raad en Generaalmeester, de Commissaris van de Koning, bij die munt; en voor zover dat op de kantoren van waarborg plaats zou vinden, aan de respectievelijke Inspecteurs van het middel van waarborg, te weten; voor de kantoren gevestigd te 's Hertogenbosch, Breda, Arnhem, 's Gravenhage, Rotterdam, Amsterdam, Middelburg, Utrecht, Leeuwarden, Zwolle en Groningen, aan de Inspecteur van het noordelijk waarborgdistrict, gevestigd in 's Gravenhage, en voor de kantoren gevestigd te Brussel, Leuven, Maastricht, Roermonde, Luik, Gent, Brugge, Kortrijk, Bergen (in Henegouwen); Doornik, Namen, Antwerpen en Luxemburg, aan de Inspecteur van het zuidelijk waarborgdistrict, gevestigd te Brussel, om naar bevind van zaken, door de Inspecteurs te worden gemeld aan het College van Raden en Generaalmeesters van de munt.

Artikel 11.
Alle overtredingen die de ijkers tijdens de uitoefening van hun functie bij enige belastingplichtige van de waarborgadministratie ontdekken, zullen zij direct melden aan de Controleur van het betreffende kantoor van waarborg.

Het Besluit d.d. 20-12-1821 (Staatsblad no. 24) is te lezen op de bijgevoegde foto’s.

Foto’s: Webmuseum Goudenzilverweging.nl