www.goudenzilverweging.nl Goud- en zilverweging

Andere objecten

Metriek gewicht 5; Besluit 08-06-1819 S37, gedaante, stof en samenstelling gewichten

Belicht worden de Wet d.d. 21-08-1816 (Staatsblad no. 34) en de Besluiten over de invoering van het metrieke gewicht per 01-01-1820. Verwezen wordt naar de in die wet en die besluiten opgenomen saillante artikelen te aanzien van de invoering van het metrieke handelsgewicht, van het medicinale gewicht, en in het bijzonder van het metrieke gewicht voor goud- en zilverweging c.q. fijne weging.

Besluit d.d. 08-06-1819 (Staatsblad no. 37); gedaante, stof en samenstelling gewichten
BESLUIT van den 8 Junij 1819, (St. no. 37) omtrent de gedaante, stof en zamenstelling der nieuwe gewigten, derzelver veelvouden en onderdeelen.

Het besluit beoogt de nadere vaststelling van hetgeen betrekking heeft op het invoeren van de nieuwe gewichten conform de wet d.d. 21-08-1816 (Staatsblad no. 34.)
Het besluit ziet er de noodzaak van in om ervoor te zorgen dat alle gewichten op een eensluidende wijze en met afdoende nauwkeurigheid worden vervaardigd en dat hun zuiverheid niet door het gebruik wordt verminderd, en als die is verminderd dat dit snel wordt hersteld.
Verder beoogt dit besluit te bewerkstelligen dat de standaarden met de grootst mogelijke zorg bewaard zullen worden en dat alle verval/verloop van de standaarden zal worden voorkomen.

Alle artikelen van dit besluit hebben betrekking op de nieuwe metrieke gewichten.

Het essaygewicht wordt vermeld in de artikelen 7, 15 en 18
Bankgewichten worden vermeld in de artikelen 8 en 21.
Medicinale gewichten worden vermeld in de artikelen 8 en 22.

Knopgewichten en gewichten “à la Prieur” worden vermeld in artikel 10.
Pijl- of sluitgewichten worden vermeld in de artikelen 10, 11 en 14.

Gewichten voor de weging van lichte of kostbare waren en milligramgewichten worden vermeld in artikel 15.

Het karaatgewicht wordt volgens artikel 17, conform artikel 2 van de Wet d.d. 21-08-1816, met de invoering van het metrieke stelsel in Nederland per 01-01-1820 afgeschaft en verboden en vervangen door het Nederlands wigtje en haar onderdelen.
Het karaatgewicht diende daarmee in feite ook te verdwijnen, maar bleef toch in zijn oude vorm bestaan. Jarenlang werd er naar gestreefd om het karaatgewicht internationaal te standaardiseren. De reden daarvoor was dat de massa van het karaat in bijna elk land verschillend was, soms varieerde de massawaarde zelfs per stad. Bovendien was de lokale handel soms, zoals dat ook wel met de massa van munten het geval was, gebaat bij het veranderen van de massawaarde.
Pas in 1908 konden er voor het karaat algemene internationale regels worden ingevoerd. Toen werd uiteindelijk op Amerikaans-Frans initiatief een metriek karaat voor edelstenen, waaronder diamanten, en parels vastgesteld en gestandaardiseerd op exact 0,2 gram of 200 milligram.

Nederland voerde uiteindelijk bij de Wet van 07-04-1911 (Staatsblad no. 113), waarin bepalingen werden vastgesteld betreffende het gebruik van de benaming metriek karaat voor de massa van 0,2 gram, het internationaal gestandaardiseerde metrieke karaat van 0,2 gram of 200 mg in.

Artikel 19 vermeldt hoe het allooi van goud en zilver uitgedrukt moet gaan worden door essayeurs, goud- en zilversmeden, goud-, zilver- en speciehandelaren alsook door de kantoren van waarborg, De oude uitdrukkingen voor het allooi van goud in karaat en greinen, en voor zilver in penningen en greinen, worden met dit besluit afgeschaft. Het allooi van goud en zilver moet voortaan in duizendsten uitgedrukt worden.

Artikel 20 vermeldt dat wanneer de in artikel 19 genoemde personen en kantoren uit moeten drukken hoeveel fijn een bepaalde massa bevat, zij daarvoor niet meer het oude mark mogen gebruiken. Het Troois gewicht werd immers, conform artikel 2 van de Wet d.d. 21-08-1816, afgeschaft.
Ze mogen niet meer vermelden zoveel fijn per mark of zoveel mark fijn, maar ze moeten het Nederlands pond (kilogram) aannemen, en dienen te vermelden zoveel wigtjes (gram) en duizendsten van wigtjes (milligram) fijn per Nederlands pond (kilogram).

Artikel 21 vermeldt dat voor het wegen van goud, zilver en speciën geen ijzeren maar alleen koperen gewichten gebruikt mogen worden, uitgezonderd de gewichten genoemd in artikel 6.
Kooplieden, kassiers, speciehandelaren en alle kantoren waar geld ontvangen en uitgegeven wordt, zullen trachten koperen gewichten te gebruiken met een massa van een volle zak rijksmunten.
Dergelijke gewichten zullen nog nader bepaald worden.

Artikel 23 vermeldt de verordeningen met betrekking tot de standaarden van de 1e en 2e rang.

Het Besluit d.d. d.d. 08-06-1819 (Staatsblad no. 37) is te lezen op de bijgevoegde foto’s.

Foto’s: Webmuseum Goudenzilverweging.nl