www.goudenzilverweging.nl Goud- en zilverweging

Andere objecten

De ijk van weegwerktuigen in Nederland

De ijk van weegwerktuigen in Nederland vóór 01-01-1820
Tot in het begin van de 19e eeuw werden de meeste gelijkarmige balansen vervaardigd van ijzer. Van met name de grotere balansen zijn er vele voorzien van initialen en/of van één of zelfs meerdere jaartallen. Het jaar waarin de balans was gekeurd werd met een jaartal aangeduid, dat maakt ook de datering eenvoudig.

Vóór 01-01-1820 werden balansen voor fijne weging gecontroleerd en indien in orde bevonden geijkt of herijkt. Eén van de beide, meestal van messing vervaardigde balansschalen, werd na goedkeuring voorzien van het merk van de ijk- en justeermeester-generaal en van een jaarletter. Er zijn zelfs balansschalen bekend waarop merken van diverse ijk- en justeermeesters-generaal en meerdere jaarletters zijn afgeslagen.

De ijk van weegwerktuigen na 01-01-1820 tot 01-01-1874
Met de gefaseerde invoering van het metrieke stelsel per 01-01-1820 kwam er een eind aan het plaatselijke ijkwezen. Het nieuwe ijkwezen werd meer centraal bestuurd en er kwamen richtlijnen met betrekking tot de ijk en herijk van meetmiddelen zoals gewichten, inhoudsmaten en lengtematen.
Weegschalen hoefden niet meer gecontroleerd te worden en konden niet meer worden geijkt of herijkt.
Het was de ijkmeesters na 01-01-1820 dan ook een doorn in het oog dat er in de winkels, door het ontbreken van controle, slechte balansen voorhanden waren. De ijkers wezen de minister daarop en adviseerden om die balansen in het vervolg te laten controleren. Een advies dat gedurende de loop der jaren meerdere malen werd herhaald. Zo ook op 23-11-1843, toen voegden de ijkers aan hun advies nog toe dat het controleren en ijken van goede gewichten geen enkele zin had zolang de gebruikers daarvan slechte, niet gekeurde balansen bleven hanteren.

Om die reden zijn messing balansen uit de 19e en het begin van de 20e eeuw daarom lastiger te dateren, er komen immers geen jaarletters of ijkmerken op voor. Pas per 01-01-1874 leidden de klachten van de ijkmeesters tot het verplicht keuren en ijken van weegwerktuigen die voor handelsdoeleinden werden gebruikt. Die verplichting werd bij de wet van 11-07-1882 overigens weer afgeschaft.

De ijk van weegwerktuigen tussen 01-01-1874 en 11-07-1882
Nieuwe weegwerktuigen, aangeboden tussen 1874 en 1882, werden conform het Besluit 04-09-1873, Stbl. 127,
artikel 6 als volgt geprepareerd om de ijkmerken te kunnen afslaan;

 

“De balansen zijn boven of beneden het midden mes voorzien van eene opening van 2 tot 4 millimeters middellijn, die met tinsoldeer of eenig ander ligt smeltbaar metaal gevuld is, om de ijkmerken te kunnen bevatten.”

Noot
In de praktijk werd als “eenig ander ligt smeltbaar metaal” ook een loodprop gebruikt.

Toen tussen 01-01-1874 en 11-07-1882 de ijk van weegwerktuigen voor handelsdoeleinden verplicht was gesteld waren de in gebruik zijnde ijkmerken;
1
Voor nieuwe weegschalen voor fijne weging; een vijfpuntige ster
2
Voor nieuwe weegschalen voor gewone weging; het kantoormerk en een Koninklijke kroon
3
Voor weegschalen die vóór 01-01-1874 al in gebruik waren;
* een esculaapteken zonder stempelveld, hoog 6 mm
* een esculaapteken in een rond stempelveld, met een diameter van 5 of 3 mm

De esculaap werd gebruikt als overgangsmerk omdat de wetgever toen verwachtte dat de ijk ook voor weegschalen zou gaan gelden. Daar is echter vanaf 11-07-1882 weer van afgezien. De fabrikanten van weegschalen keerden zich tegen de ijk en hebben vanaf 1882, via de Wet tot afschaffing van den ijk van weegwerktuigen van 11-07-1882,
Stbl. 91, weliswaar tijdelijk, hun zin gekregen.
Na 1882 wordt het ijken van de weegwerktuigen dus achterwege gelaten. De controle op de weegwerktuigen werd daarna, evenals de controle op het gebruik van geijkte maten en gewichten, door de politie uitgevoerd.

De ijk van weegwerktuigen vanaf de IJkwet 1937, Stbl. 627, die in 1941 van kracht werd
Vanaf circa 1906 werd ook in Nederland de toonbanksnelweger in gebruik genomen. Kleinere exemplaren hadden één schaal voor de te wegen goederen en gaven de massa aan op een waaiervormige plaat met schaalverdeling. Exemplaren met een hoger weegvermogen hadden één schaal voor de te wegen goederen en een tweede schaal voor de gewichten van 500 gram of zwaarder. Hiermee werd het weegvermogen vergroot; de schaalverdeling had namelijk maar een beperkt bereik. Nog steeds mocht het ijkwezen de gewichten wel maar de weegschalen niet controleren.

In 1909 werd weer geprobeerd de weegwerktuigen onder de IJkwet van 1869 te laten vallen. Het gepresenteerde verslag bevatte echter zoveel tegenstrijdige meningen dat de samenstellers niet eens geprobeerd hebben deze in een algemene aanbeveling te bundelen.

De (derde) IJkwet 1937, Stbl. 627, die in 1941 van kracht werd, heeft niet alleen de ijk van weegwerktuigen opnieuw ingevoerd, maar ook de ijk van meetwerktuigen voor lengte-, oppervlakte- en volumemeting geïntroduceerd. Tot 1941 werd elk exemplaar van een te ijken meetmiddel individueel gekeurd. Deze situatie begon onhoudbaar te worden gezien het vele daaraan verbonden werk. De IJkwet 1937 heeft daarom de keuring naar model ingevoerd. Wanneer een fabrikant van een bepaald type voorwerp (van niet-bijzondere samenstelling) veel exemplaren verwachtte te maken, kon de hoofddirecteur van het IJkwezen beslissen of er keuring naar model of individuele keuring moest plaatsvinden. Wanneer werd gekozen voor keuring naar model werd door de fabrikant een (opgepoetst) exemplaar (het “model”) ingediend bij het ijkwezen. Indien dit, na onderzoek, werd goedgekeurd mocht de fabrikant of leverancier meetmiddelen in de handel brengen die overeenkomstig dit model waren vervaardigd. Het model moest daarbij bewaard worden bij het ijkwezen, bij de fabrikant of op een nader aangeduide plaats van opstelling. Deze meetmiddelen werden voorzien van een kentekenplaatje, dat tegen een vergoeding door het ijkwezen werd afgegeven. Er werden vijf verschillende kentekenplaatjes oftewel modelplaatjes ingevoerd die voornamelijk bedoeld waren voor weegwerktuigen en benzinepompen.

Wanneer een modelgoedkeuring om wat voor reden ook verviel konden de te keuren meetmiddelen daarna individueel gekeurd worden; eigenlijk een terugkeer naar de situatie van vóór 1941. Na enkele jaren bleek een kleine verfijning noodzakelijk en werd vanaf later in het jaar 1944 op het modelplaatje met behulp van 1, 2 of 3 ijkletters het jaar van uitgifte aangegeven.

In 1962 werden de vijf modelplaatjes vervangen door één nieuw modelplaatje. Daarna gingen de technische ontwikkelingen zo snel dat het oude systeem van lettercodes niet meer voldeed en men om die reden het jaartal voluit op het modelplaatje ging stempelen. Weegwerktuigen die reeds vóór 1941 in gebruik waren konden, na het wijzigen van bijvoorbeeld de opschriften met kilogram, hektogram of ons naar kilogram en gram, nog enige jaren voorzien worden van een modelplaatje. Ook aan deze overgangsregeling kwam een einde en vanaf dat moment moesten gerepareerde weegschalen individueel gekeurd worden.

Bij de individuele keuring werd op het goedgekeurde meetmiddel een messing plaat of een stempelkom aangebracht en hierin kwamen twee merken te staan; een kroon en het nummer van het ijkkantoor in de vorm van 1 of 2 vrijstaande cijfers, dus niet het kantoormerk in de bekende omlijsting.

In 1966 werd het systeem van Modelgoedkeuring aangevuld met een systeem van Verklaring van toelating.
Vanaf 1970 konden kilowattuurmeters een modelgoedkeuring krijgen, die in de fabriek werd afgedrukt op de plaat in het instrument.

Steeds vaker kwam het voor dat een meetmiddel uit standaardonderdelen was opgebouwd. Wanneer die onderdelen een toelating hadden verkregen hoefden deze niet opnieuw op de testbank te worden geplaatst en diende het ijkwezen slechts de werking te beproeven van het totale, samengestelde object. Op het meetmiddel werd met behulp van de letter T en een nummer de toelating vermeld; hier was geen sprake meer van modelplaatjes.

Toch bleef de behoefte bestaan aan controle op de fabrikanten. Een toegelaten meetmiddel dat in de handel werd gebracht moest immers overeenkomstig het prototype zijn vervaardigd. Door technische ontwikkelingen konden andere of verbeterde onderdelen worden toegepast, waardoor het ijkwezen de meet- en weegeigenschappen toch nog moest controleren. Dit gebeurde veelal bij de fabrikant of importeur, terwijl voor complexe meet- of weegsystemen de keuring op de plaats van opstelling werd uitgevoerd.

In 1989 werd de uitgifte van nieuwe modelgoedkeuringen beëindigd. Tot en met 1992 werden door het ijkwezen nog modelplaatjes uitgereikt voor eerder verstrekte modelgoedkeuringen. Jarenlang werd soms een M voor de tariefklasse opgenomen, als aanduiding voor het oude systeem van Modelgoedkeuring. Gedurende de periode
1941-1992 werden er in totaal 441 modelgoedkeuringen verstrekt.

In 1973 was er, parallel aan de beide nationale systemen (Modelgoedkeuring en Verklaring van toelating), een systeem van EEG-modelgoedkeuringen opgestart en werd er uiteindelijk een vierde systeem opgezet van
CE-certificaten die binnen de hele Europese Unie geldig zijn. Het voert te ver om die systemen in dit kader nader te beschouwen.

Verdere informatie daarover is echter te vinden in het artikel Goedkeuring naar model, door R.J. Holtman, uit Meten en Wegen, maart 2003, 31e jaargang, no. 121, blz. 2878 t/m 2887.

Anno 2016 hebben moderne elektronische weegsystemen c.q. weeg- en afrekensystemen de plaats van de mechanische weegwerktuigen ingenomen. Het mag duidelijk zijn dat ook dergelijke systemen buiten dit bestek vallen.

Wet- en regelgeving met betrekking tot de ijk van weegwerktuigen

Wet 31-12-1872, Stbl. 160.
Wet tot vaststelling van nadere wettelijke bepalingen, betreffende den ijk van weegwerktuigen.

Besluit 04-09-1873, Stbl. 127.
Besluit tot vaststelling van een reglement betreffende de zamenstelling, het onderzoek en den ijk der weegwerktuigen. In het besluit staat vermeld dat het betreffende reglement in werking zal treden op 01-01-1874, met uitzondering van art. 9, hetwelk verbindt op het door de wet daartoe bepaalde tijdstip.

In het reglement staan allerlei technische voorschriften waaraan balansen dienen te voldoen, zoals:

Artikel 1.
Aanvankelijk worden alleen tot den ijk toegelaten:
1. Gelijkarmige balansen
2. Bascules of brugbalansen, waarvan de verhouding der hefboomsarmen is als 1 : 10

Artikel 3.
Behalve hetgeen in art. 12 der Wet van 07-04-1869, Stbl. 57, is voorgeschreven, wordt op elk weegwerktuig de naam of het merkteeken van den vervaardiger of verkooper uitgedrukt.

Artikel 4.
Bij gelijkarmige balansen moeten de armen van het juk eene symmetrische gedaante hebben.

Artikel 5.
De wijzer, tong of naald is ten minste 1/3 van de lengte van het juk lang.

Artikel 6.
De balansen zijn boven of beneden het midden mes voorzien van eene opening van 2 tot 4 millimeters middellijn, die met tinsoldeer of eenig ander ligt smeltbaar metaal gevuld is, om de ijkmerken te kunnen bevatten.

Artikel 8.
Het onderzoek van de weegwerktuigen strekt zich, behalve naar de deugdelijkheid der zamenstelling en inrigting, uit over:
A. De gevoeligheid
B. De juistheid 
C. De bestendigheid der aanwijzingen van het gewigt, binnen de grootste belading, waarvoor zij bestemd zijn

Artikel 9.
De weegwerktuigen, bij het in werking treden van dit artikel aanwezig op plaatsen, bedoeld in het eerste lid van artikel 11 der wet van 07-04-1869, Stbl. 57, worden van een bijzonder merk voorzien, ter aanduiding dat de laatste alinea van artikel 1 der wet van 31-12-1872, Stbl. 160, daarop van toepassing is.

Noot
Met de plaatsen bedoeld in het eerste lid van artikel 11 der wet van 07-04-1869, Stbl. 57, werden plaatsen bedoeld; “bestemd of gebruikt tot het verkoopen, inkoopen, afleveren of in ontvang nemen van waren, of waar die voorwerpen tot grondslag van heffingen of andere ontvangsten strekken”.

Beschikking van 17-06-1875, no. 67, 12de afdeeling en de daarin vermelde uitvoeringen van het overgangsteken; het esculaapteken.

Deze beschikking betreft het “Voorschrift, betreffende het aantal, de soort, vervaardiging, uitgifte, bewaring en vernietiging der stempels van het IJkwezen”. In dit voorschrift worden onder b. Overgangsmerken, diverse uitvoeringen van het overgangsmerk genoemd. Dit overgangsmerk betreft het esculaapteken dat volgens dit voorschrift blijkbaar in verschillende groottes werd gebruikt, immers onder de volgende nummers worden beschreven;
16 Scherpe (en reliëf) stempel. Voor in gebruik zijnde gasmeters. Hoogte 10 mm.
17 Scherpe (en reliëf) stempel. Voor in gebruik zijnde weegwerktuigen. Hoogte 6 mm.
18 Ronde ingesneden stempel. Voor in gebruik zijnde weegwerktuigen. Middellijn 5 mm.
19 Ronde ingesneden stempel. Voor in gebruik zijnde weegwerktuigen. Middellijn 3 mm.

Het esculaapteken werd als overgangsmerk afgeslagen ten teken dat een gelijkarmige balans al vóór 01-01-1874 in gebruik was. Dit is bij balansen van C. Becker verklaarbaar omdat C. Becker al in 1843 en 1848 met dergelijke koperen balansen adverteerde. De esculaap werd immers gedurende de periode 1874 (toen per 01-01-1874 het reglement in werking trad betreffende de zamenstelling, het onderzoek en den ijk der weegwerktuigen, zoals genoemd in het Besluit van 04-09-1873, Stbl. 127, tot vaststelling van een reglement betreffende de zamenstelling, het onderzoek en den ijk der weegwerktuigen) tot 1882 (toen er met de Wet tot afschaffing van den ijk van weegwerktuigen van 11-07-1882, Stbl. 91, een einde kwam aan de ijk van weegwerktuigen) afgeslagen.

Anders gezegd; het esculaapteken werd gedurende de periode 1874 tot 1882 als overgangsmerk gebruikt voor weegschalen die reeds vóór 01-01-1874 in gebruik waren genomen, omdat de wetgever toen verwachtte dat de ijk ook voor weegschalen zou gaan gelden. Daar is vanaf 11-07-1882 echter weer van afgezien.

Het esculaapteken overeenkomstig de Beschikking d.d. 17-06-1875, no. 67, 12de afdeeling onder b. Overgangsmerken nummer 19 is afgeslagen in twee balansen uit de collectie van www.goudenzilverweging.nl, namelijk;
1
In een gelijkarmige messing balans van C. Becker, onder het merk CB 12, een esculaapteken in een rond stempelveld met een middellijn van 3 mm. 
2
In een gelijkarmige ijzeren balans die uit de voormetrieke tijd stamt en is gemerkt met de initialen WM en een esculaapteken zonder stempelveld, met een hoogte van 6 mm.

Als de weegeigenschappen, volgens het Besluit 04-09-1873, Stbl. 127, artikel 8, in orde waren, werden dergelijke balansen met een esculaap als overgangsmerk c.q. goedkeuringsmerk gestempeld.

Besluit 17-12-1874, Stbl. 211.
Besluit houdende aanvulling van art. 9 van het reglement betreffende de zamenstelling, het onderzoek en den ijk der weegwerktuigen, vastgesteld bij Koninklijk besluit van 04-09-1873, Stbl. 127.
De essentie van dit besluit wordt daarin verwoord zoals hieronder beschreven.

Hebben goedgevonden en verstaan te bepalen:

Aan het slot van artikel 9 van het genoemde reglement wordt gelezen het volgende:
Na 1 October 1875 worden geene weegwerktuigen meer tot de stempeling met genoemd bijzonder merk toegelaten.

Beschikking 16-01-1874 no. 240, 12e afd.
Voorloopige instructie, ter uitvoering van het Reglement betreffende de zamenstelling, het onderoek en den ijk der weegwerktuigen.

Wet 08-07-1874, Stbl. 96.

Beschikking 02-07-1875 No. 127, 12e afd.
Het onderzoek van de balans met schalen boven het juk.

Wet 04-06-1878, Stbl. 85.
Wet tot vaststelling van nadere wettelijke bepalingen betreffende den ijk en het gebruik van weegwerktuigen.

Besluit 25-08-1878, Stbl. 130.
Besluit houdende nadere bepalingen omtrent het gebruik, enz. van weegwerktuigen.

Wet 28-12-1879, Stbl. 249.
Wet houdende vaststelling van nadere wettelijke bepalingen betreffende den ijk van weegwerktuigen en gasmeters (wetten van 31-12-1872, Stbl. 160 en 08-07-1874, Stbl. 96.

Besluit 05-02-1880, Stbl. 18.
Besluit houdende nadere bepalingen omtrent het gebruik, enz. van weegwerktuigen.

Besluit 01-09-1880, Stbl. 169.
Besluit houdende nadere bepalingen omtrent het gebruik enz. van weegwerktuigen.

Wet 30-12-1880, Stbl. 254.
Wet houdende vaststelling van nadere wettelijke bepalingen betreffende den ijk van weegwerktuigen en gasmeters. 

Besluit 14-03-1881, Stbl. 39.
Besluit houdende nadere bepalingen omtrent het gebruik, enz. van weegwerktuigen.

Wet 30-12-1881, Stbl. 253.
Wet houdende vaststelling van nadere wettelijke bepalingen betreffende den ijk van in gebruik zijnde weegwerktuigen en gasmeters.

Wet 11-07-1882, Stbl. 91.
Wet tot afschaffing van den ijk van weegwerktuigen.

Artikel 1.
Met intrekking der wet van 04-06-1878, Stbl. 85, wordt de ijk der weegwerktuigen, bedoeld in art. 15 der wet van
07-04-1869, Stbl. 57, waarvan de gewijzigde tekst is bekend gemaakt bij ons besluit van 29-11-1874, Stbl. 143, afgeschaft.

Artikel 2.
Deze Wet treedt in werking op den dag harer afkondiging.

Noot
De dag van de afkondiging is 11-07-1882.

Foto’s: Webmuseum goudenzilverweging.nl