www.goudenzilverweging.nl Goud- en zilverweging

Andere objecten

5 Ned. pond knopgewicht Mensing collectie W

Type gewicht

Knopgewicht

Gebruik van het gewicht

Gewicht voor fijne weging

Gieter/fabrikant

Onbekend

Opschriften

5 N.P

In onderstaand besluit is over gewichten voor goud- en zilverweging c.q. voor fijne weging het volgende bepaald

BESLUIT van den 20 December 1821, (Stb. no. 24) waarbij wordt vastgesteld eene instructie voor de arrondissements-ijkers, betreffende hun toezigt over- en onderzoek van de gewigten, in gebruik op ’s Rijks munten, de kantoren van waarborg der gouden en zilveren werken en alle daaronder ressorterende personen.

Dit besluit stelt een instructie voor de arrondissementsijkers vast, inzake hun toezicht over en hun inspectie en keuring van de gewichten, in gebruik bij
’s Rijks munten, de kantoren van waarborg van de gouden en zilveren werken en alle daaronder ressorterende personen, te weten de goud- en zilversmeden, juweliers, kasthouders, horlogemakers en andere in gouden en zilveren werken handeldrijvende personen, alsook de beleenbankhouders, commerciële essayeurs en speciehandelaren

In feite heeft dit besluit dus betrekking op de gewichten voor goud- en zilverweging c.q. fijne weging

Hieronder worden de saillante details van dit besluit per artikel vermeld

Artikel 1.
Genoemde gewichten mogen alleen uit koper vervaardigd worden, terwijl de nauwkeurigheid met de standaardgewichten overeen moet komen.

Art. 2.
Dezelve zullen alzoo ter onderscheiding van die welke in alle andere handelingen gebruikt worden, boven en behalve de letters N.P. (Ned. pond), N.O. (Ned. once), N.L. (Ned. lood) en N.W. (Ned. wigtje), ook de cijfers dragen, uitdrukkende in decimale berekening, het respective getal wigtjes, als: 1000, 500, 200, 100, 50, 20, 10, 5, 2 en 1.

Het is opmerkelijk dat op dit gewicht voor goud- en zilverweging c.q. fijne weging de massawaarde in wigtjes niet is vermeld

Berekende massa

5000 gram

Gewogen massa

Circa 5000 gram
Weegschalen om een dergelijke grote massa nauwkeurig te kunnen wegen zijn moeilijk te vinden

IJkmerken

Jaarletters

Eerste ijk

De jaarletter v van 1865

Laatste ijk

De jaarletter B van 1870

Aantal keer geijkt

Het gewicht is geijkt met de jaarletters v 1865, w 1866, x 1867, ʒ 1868,
A 1869 en B 1870 (6x onafgebroken geijkt)

IJkmeester

Een dubbele afslag van het particuliere merk van arrondissementsijker
Dr. Matheus Christinus Mensing, benoemd op 30-09-1833 te Gouda, in 1857 overgeplaatst naar Rotterdam, benoemd tot IJker Chef van Dienst aldaar op 01-01-1870, eervol ontslagen 01-08-1880, overleden 13-02-1908.

De dubbele afslag van het merk van de arrondissementsijker geeft aan dat we te maken hebben met een gewicht voor fijne weging

Bijzonderheden

Het gewicht moet om de volgende redenen wel afkomstig zijn uit de op
02-01-1865 geopende en in 2000 gesloten bijbank van DNB te Rotterdam:
1
Het gewicht was bij de verwerving, samen met andere identiek geijkte gewichten, op dezelfde, voor de herleiding van de herkomst zeer relevante, locatie aanwezig
Alle daar aangetroffen gewichten waren als volgt geijkt:
* Met de jaarletters v 1865 en w 1866 of
* Met de jaarletters v 1865, w 1866, x 1867, ʒ 1868, A 1869 en B 1870 of
* Met de jaarletters v 1865, w 1866, x 1867, ʒ 1868, A 1869, B 1870 en met meerdere daaropvolgende jaarletters
2
Net als de andere identiek geijkte gewichten uit de onder punt 1 genoemde groep is het gewicht op de bovenzijde van het gewichtlichaam geijkt met als eerste de jaarletter v van 1865 en met meerdere daaropvolgende jaarletters
3
Het gewicht is in 1865 door Dr. M.C. Mensing te Rotterdam met een dubbele afslag van zijn particuliere merk als gewicht voor fijne weging c.q. voor goud- en zilverweging geijkt
4
De werkzaamheden van DNB bestonden volgens het Octrooi van 1814 artikel 20 onder meer uit ‘den handel in goud en zilver, biljoen en verder muntmateriaal, en in het doen vermunten en verwerken van hetzelve’, en daarnaast uit de uitgifte van bankbiljetten
De bankwet van 1863 verplichtte DNB om zich door middel van een filialennetwerk over het hele land uit te breiden
Alleen op die manier kon gewaarborgd worden dat heel ons land van geld en krediet zou worden voorzien, om zo een bijdrage te leveren aan een brede groei van het bedrijfsleven
De bankwet van 1863 eiste van DNB om vóór of met ingang van 01-01-1865 te Rotterdam een bijbank op te richten, in elke provincie ten minste één agentschap in te stellen, en op andere plaatsen ‘naar de bestaande behoeften’ correspondentschappen te vestigen
Conform die verplichting besloot de directie van DNB om de bijbank te Rotterdam, 12 agentschappen en 56 correspondentschappen in te stellen
De bijbank te Rotterdam mocht in principe op dezelfde manier als de hoofdbank te Amsterdam in goud en zilver handelen
De directie zou aan de bijbank een lijst verstrekken van de soorten gemunt en ongemunt goud en zilver die zonder medeweten van de directie tegen de opgegeven prijzen en voorwaarden konden worden gekocht en verkocht
De bankwet van 1863 bepaalde ook dat de maximale uitgifte aan bankbiljetten moest worden berekend volgens het principe van proportionele dekking, dat betekende dat 40% van de bankbiljettencirculatie c.q. van de waarde van de uitgegeven bankbiljetten gedekt moest zijn door de metaalvoorraad; de goud- en zilvervoorraad in de kluizen van DNB
5
De zilverinvoer 1864-1872: de zilverinvoer begon in 1848 en hield ook tussen 1864 en 1872 aan, ieder jaar kocht DNB wel aanzienlijke partijen zilver op, vooral in de jaren 1864-1865, 1866-1867, 1868-1869, 1870-1871 en 1871-1872 was de zilveraanvoer zeer aanzienlijk
Tussen 1864 en 1872 werd er voor ƒ 210 miljoen aan zilver ingevoerd
6
De zilveruitvoer 1864-1872: uitvoer van zilveren muntmateriaal tot bedragen van betekenis had met name plaats in de jaren 1865-1866, 1868-1869,
1869-1870 en 1871-1872, toen werd door DNB voor respectievelijk ƒ 15,5 miljoen, ƒ 7,5 miljoen, ƒ 14 miljoen en ƒ 15,8 miljoen zilver verkocht
Tussen 1864 en1872 werd er voor bijna ƒ 70 miljoen aan zilver uitgevoerd
In die periode werden er daarnaast ook onafgebroken zilverzendingen, in totaal voor ƒ 102 miljoen aan specie, naar Nederlands-Indië uitgevoerd
7
Alleen al de zilverinvoer van ƒ 210 miljoen tussen 1864 en 1872, tegen een zilverprijs van destijds circa ƒ 105 per kilogram zilver, betekende dat er een hoeveelheid van ƒ 210.000.000 / ƒ 105 per kilogram zilver = 2.000.000 kilogram zilver = 2.000 ton zilver met gewichten werd afgewogen
Als we het aantal wegingen zouden beperken tot wegingen met gewichten van 10 Ned. pond c.q. 10 kilogram, dan ging het dus om 2.000.000 kilogram /
10 kilogram = 200.000 wegingen over een periode van 9 jaar, dat zijn 200.000 / 9 = 22.222 wegingen per jaar!
Het zijn er ongetwijfeld meer geweest, immers er werd ook met kleinere gewichten gewogen...
Daaruit moge blijken dat er tussen 1865 en 1872 ook in de op 02-01-1865 geopende bijbank te Rotterdam ongetwijfeld talloze wegingen van zilver met grote en kleine gewichten voor fijne weging moeten hebben plaatsgevonden!

Inventarisnummer

n.v.t. / Collectie W

Foto's

Webmuseum goudenzilverweging.nl